
212
iickiieed worden aangeLrofieii; die ixit ééue en dezelide steeiijiiassa
zijn gevormd, eene sclielvormige stmctuur hebbeii en vele fossile schelpeti bevatten. — Aan de zuidelijke lielling van het
Zaid-Serajoe-gebergte, ten noordoosteu van lieboemen, alwaar
beurtelings mei-gel- en zandsteenlagen met gvove vulkanische
conglomeraten afvvisselen, worden op vele plaatsen —i n de eerst
genoenule steensoorten ingebakken — kogel- en sclielv ormig afgezonderde
brokstukken aangetroffen, welke overigensuit ééne
homogene massa met de laag bestaan ; dat is, bij voorbeeld, bet
geval tusscben de dorpen Pitjarikan en Redong sindoel. Ditzelfde
verscbijnsel neemt men waar in verscbillende streken
van bet eiland Noesa kambangan.
Laat zicli de wijze, waarop de eigenlijke pisolithen gey ormd
worden, bestaande uit koolzuren kalk, die gewoonlijk een
vreemdsoortig ligcbaam — een steenkern— omvat, reeds moejelijk
verklaren, zulks is nog in eene veel boogere mate bet geval
met de zoo straks bescbrevene, scbelvormig a steenkogels; fgezonderde zand- lagen van aanmerkelijke dikte worden bier en daar
door dezelven gevormd, zoo als, bij voorbeeld, in de kloof der
tji Awi tali, alwaar zij, zooverre de bedding en de wanden derzelve
ontliloot zijn, bij duizenden nevens elkander worden aanetroffen.
7". Puingesteenten, welke uit zeer kleine rolsteenen van kieselacblige
steensoorten (kwartssoorten), betzij gebeel of ten deele
zijn gevormd, Nagelflübacbtige conglomeraten, worden zelden
op Java aangetroflen. Slecbts de volgendo voorbeelden daarvan
zijn ter mijner kennis gekomen. •— Boven bet dorp Tjipitjoeng
stroomt de nevenbeek tji Panaroeban door den linkeroever der
tji Mandiri in deze beek, nadat zij van de steile belling van bet
Djampang-booglandisbenewaartsgevloeid. (Distrikt Djampang
koelon.) Voigt men den loop dezer beek booger opwaarts, —
gaat men derbalve längs den voet, längs den breukrand van
liet Djampang-gebergte, waarvan de boogste rand te dierplaatse
pasir Katongtong wordt gebeeten, — dan ontwaart men, dat
liier en daar zandsteenlagen, ter dikte van slecbts 1 duim, afwisselen
met zwartacbtige tbon-lagen, welke eene dikte bezitten
van 1 voet, in welke laatslen menigvuldige puinbrokken
van cbalcedoon voorkomen; L. n". 569; eiders treft men afwismm
213
seiend lagen zandsteen, vulkanisch conglomeraat en Nagelflüli
aan, die meerendeels 3 ä 5 voet dik zijn. Nu eens hellen deze
higen onder een boek van 60 ä 70''^naar het noordoosten, dan
weder in eene tegenover gestelde rigting, terwijl zij op andere
plaatsen volkomen loodregt aan de zijwanden der kloofoprijzen
en over bet algemeen de blijken dragen van gebeel en al
uit haar verband te zijn gerukt. Eenige dier lagen zijn gevormd
uit een Nagelflühachtig conglomeraat: L. n". S67, dat, behalve
puinbrokken van vulkanische steensoorten, kalk en zandsteen,
insgelijks nieren van thon-ijzersteen bevat: L. n». 568, docii
lioofdzakelijk uit kleine rolsteenen van hoornsteen, kwarts en
jaspis bestaat; hieronder worden insgelijks concentrike bandagaten
aangetroffen, welke eene gelijke hoedanigbeid bezitten
als gene, die in het distrikt Karaug, van het regentschap Soekapoera,
worden gevonden. Dergelijke ontblootingen worden zoowel
aangetroffen boven als beneden het dorp Bodjong kalong,
dat aan den linkeroever der beek ligt. — De goenoeng Kiara
djadjar, waarvan wij reeds vroeger op bladz. 37 en 82 melding
hebben gemaakt en welke bijna gebeel en al geisoleerd oprijst
in de Tjiletoe-vlakte, die door den Linggoeng-muur wordt omringd,
bestaat uit Nagelflüh: L. no. 648—649; overal, waar
ontblootingen aan de bellingen des bergs woi'den gezien, ontdekt
men deze, doch geene andere steensoort. Het zijn volkomen
rond en glad gewordene rolsteenen van witkleurig kwarts, bier
en daar vermengd met bruinachtigen hoornsteen, welk een en -
ander door middel van eene zandsteenmassa, die insgelijks
kwartsachtig is, tot een conglomeraat is zaämgebakken; somtijds
zijn deze rolsteenen zoo klein, dat de gansche steensoort
het uiterlijk verkrijgt van een grofkorreligen zandsteen. De
meesten hebben eene grootte van ^ ä 1 duim, waar tusscben enkelen
voorkomen, die eene middellijn hebben van 2 ä 4 duim.
8. Grove puingestecnlen van groene kleur.
a. Op den bodem van het tji Boeni-dal, in het distrikt Djampang
wetan, tcr plaatse waar de voet van den neptunischen
bi'cukrand g. Brengbreng paalt aan den tegenover liggenden
\ ulkanisclien g. Socljang, wordt een pviingesteente gevonden,
il '
: