
librili ly
i'Mi Lf I (leellen der wcslelijke helft van het plateau kunueii niet bewooiul
worden, omdal er gebrek aan water heerscht, dat over den bodeiii'
der kloven vele honderd voet beneden de oppervlakte van het
plateau stroomt. Niet slechts de Tji-Taroem, maar vele harer
nevenbeken worden gevondea in dergelijke diepe, kanaalvormige
kloven, terwljl de horizontale oppervlakte van het plateau droog
Staat, zelfs niet door het kleinste beekje wordt besproeid. — De
wanden dier kloven echter zijo de geschikte plaatsen om over de
inwendige structuur van het horizontale gedeelte van het plateau
te leeren oordeelen; daar ontwaart men de koppen van al de
onder water afgezetle, losse lagen, die horizontaal op elkander
liggeu en slechts half fossile zoetwaterschelpen bevatlen. Zij zijn
deels afgezet op de afgebrokene koppen der steil hellende tertiaire
formatie — onitrent dit punt, zooinede onitrent de talrijke pelagische
versteeningen, welke zij bevat, vergei¡jke de lezer hetgeen
vroeger op bladzijde 109—112 en op andere plaatsen is gezegd,—
deels op de platonische ganggesteenten, welke deze formalie hier
en daar hebben doorbroken, deels (in de nabyheid van den voet
der Vulkanen) op vulkanische gesteenten; de lagen liggen de eene
op de andere, op den zoo verschillend gevormden bodem van het
groote bekken en hebben hier eene dikte van 1, elders van
5 voet. Bare gezaraenltjke dikte bedraagt 5 à oOO voet, want zij
reiken van het laagste punt van den bodem der kloof tot aan de
oppervlakte van het plateau en zijn door de schuring van het
water, dewLjl zij zoo los van zamenstel zijn, tot op het hardere
tertiaire of plulonische liggende doorsneden geworden. Zij zijn
grootendeels gevormd uit losse vulkanische - uitwerpselen, zeer
fijne asch, fijn zand, grover zand en gruis (waaronder brokken
puimsteen worden gevonden), welke bestanddeelen tot klei-, tufen
losse, hier fijn, elders grofkorrelige zandsteenlagen zijn verharden
alien eene volkomen horizontale Ugwijzehehben. Stukken van verschei -
dene dezer lagen worden gevonden in : L. n°.877—882. In den bodem
van het plateau van Rongga zijn zij inijlen ver en op zulk eene
gelijkvoruiige wijze verbreid, dat in ver van elkander verwijderde
kloven en op plekken derzelfde kloof, die op een grooten afstand
de eene van de andere zijn gelegen, bij voorbeeld, in de kloof
445
der Tji-Taroem, de lagen allerwege in dezelfde volgorde en van
gelijke hoedanigheid worden aangetroffen.
Mij nogmaals beroepende op hetgeen ik vroeger op bladzijde
388 heb gezegd, namelijk, dat het plateau van Bandong geheel
afzonderlijk verdient le worden behandeld, möge dit körte overzigt
voor het tegenwoordige ooginerk voldoende zijn.