
f'll^-.nfjpt
244.
oplossen eu de boomstammen daarmede versteenen kon; moeijelijker
echter laat zieh de vraagbeantwoorden, waarom de daarbeneden
liggende boutlagen, waaruit kolenvlottenzijn ontstaan,
niet evenzeer werden w r f e eM als dehooger ] iggende,hier en daar
verstrooid voorkomende Fragmenten van boomstammen? Want
iiithoofde de overgang van hout in steenkoien zulk een lang tijdperkvereischt,
zoumen op grond daarvan niet mögen aannemen,
datdie vervorming reeds hadplaats gehad, tijdens het kwartszand
werd afgezet, zoodat daarinslechtsnogenkel e fragmenten
vanboomstammenkonden'gerakenen er inbedolyen worden? —
Er volgen echter 23 dergelijke kolenvlotten opelkander, in
wier tusschenlagen verkiezelde boomstammen worden aangetroiFen.
Het is waar, eenige dier vlotten liggen aan beide zijden
tusschen lagen plastischen thon, anderen zijn bedekt
door eene thon-laag, waardoor geen water kan heendringen,
zeer Velen echter, namelijk, die, welke in de tji Gompol en in
de tji Patat voorkomen (zie vroeger), zijn omsloten door eene
zeer dikke laag kwarts-zandsteen, welke onmiddellijk aan
de vlotten grenst.
Laat ons thans terugkeeren naar die streken van het binnenste
gedeelte van Lebak, alwaar de verkiezelde fragmenten van
boomstammen hier en daar laagsgewijs uitgebreid voorkomen
op de koppen der steil hellende lagen. Uithoofde de
hoedanigheid van deze en der vorigen volkomen met elkander
overeenkomt, zoo behooren zij waarschijnlijk tot cleseZ/Üe formatie,
zijn dezelven bij gelegenheid van de opheffing en
de verbrijzeling van het gebergte aan de oppervlakte te
voorschijn gekomen; zij mögen derhalve worden vergeleken
met een wrijvingsconglomraat, en beschouwd als de overblijfselen
van verbrijzelde lagen, welke later, te gelijk met
de gevormde massa's modder en zand, als eene nieuwe laag
op de koppen der vroeger aan wezige lagen werden nitgebreid.
Onder de verkiezelde boomstammen, welke in verschillende
gedeelten des eilands als afzonderlijke brokstukken verstrooid
voorkomen, verdienen de navolgenden bovenal onze aandacht,
dewijl hunne hoedanigheid in eene meer of mindere
mate afwijkt van die, welke wij zoo even hebben beschreven.
Zoo wordt verkiezeld houL van eene pikzwarte, blinkende
• 245
kleur, waarin amandelen van chalcedoon voorkomen, die omhuld
zijn met eene dünne laag ijzerkies: L. no. 737, in het tji
ßoeni-dal bij Doegoe aangetrofFen. — Fossiel hout van koolzwarte
kleur, dat op de breuk een Sterken gians heeft,
wordt aan de tji Woelan gevonden, in fragmenten van stammen
en takken, ter lengte van 1 tot 3 voet, waarvan sommigen
eene dikte hadden van i à | voet; aan de oppervlakte is het
gescheurd, als vezelig met evenwijdige reten voorzien, bezit
het eene eigenaardige, biaderige structuur, is uit lamellen
of schellen zamengesteld, welke convergerend naar het middenpunt
loopen; het weefsel van het hout laat zieh nog zeer
duidelijk bespeuren, terwijl het, wat betreft zijne minerale
hoedanigheid, het best kan vergeleken worden met anthraciet;
met het staal geslagen wordende, geeft het op vele
plaatsen vonken van zieh en schijnt te bestaan uit kool, kieselzuur
en ijzeroxyde: L. no. 347. Het werd gevonden aan
den linkeroeverwand der tji Woelan, in de nabijheid van Soekapoera
toea, in eene grove conglomeraatlaag, welke uit vulkanische
steenbrokken is zaamgesteld , op enkele plaatsen verweerd
en in eene geelachtig witte, zelfs melkwitte, kruimelige
aardmassa : L. n". 1070, overgegaan is. In dergelijke, witachtige
nesten van de overigens donkerkleurige conglomeraatbank
is het, dat, in allerlei rigtingen dooreengeworpen, de versteende
takken en stammen worcèen aangetroffen.
8. BIJZONDERE LEDEN DER FORMATIE.
FOSSILE KOLEN,
henevens fossile iiars.
In de driemaaiidelijksclie berigten, welke ik gedurende inijne reizen bij de ludische
regering inzond, heb ik nitvoerig gehandeld over de hoedanigheid, de
topographische en geologische gesteldheid der fossile kolen op Java. Ik zou te
wijdloopig worden, indien ik die heschrijvingen in haar geheel wilde mededeelen.
Ik bied den lezer uit dien hoofde slechts een kort nittreksel aan uit mijne aanteekeningen,
hetwelk op geen hoogeren naam aanspraak mag maken dan op dien
eener 'b\ooX& plaatsaanduiding. Exemplaren der fossile kolensoorten, door mij van
Java medegebragt, zoo mede der afdrukselen van bladeren en der verkiezelde
houtsoorten, zijn toegezonden geworden aan den Heer H. R. GOEPPERT, Professor
to Breslau, die dezelven aan een naauvrkcurig onderzoek zal onderwerpen.
i ' - " il'J
WX