
268
|i i
hare hoedanigheid, volkomeii overeenkomt met de vorige. Dil
vlot iigt liooger dan een der vroeger opgenoemdeii, het digtst
bij den schedel des bergs en is insgelijks tusscben zandsteenlageii:
L. n". 508, ingesloten, welke eene dikte bebben van 3 ä
5 voet. Slecbts bet benedenvlak van bet kolenvlot is door eene
diinne tbon-laag van den zandsteen gescbeiden; bet vlot loopt
in de rigting van bet noordwesten naar bet zuidoosten en belt
onder eenboekvan naar bet noordoosten, derbalve bij na in
eene tegenover gestelde rigting van bet vorige. —24". In eene
meer zuidelijk liggende nevenbeek der tji Nangegeng, welker
monding znidwaarts van en tevens lager ligt dan bet onder
n". 22 vermelde vlot, treft men verscbillende plaatsen aan, alwaar
ontblootingen worden gevonden, zoowel van dünne kolerivlotten
als van lagen scbilferigen, bitumineusen tbon, waardoor
kooladeren loopen: L. n°. 317, en 321.
Vlotten in de tji Panengah, vijfenhdntig tot n°. zevenentwintig.
— 25°. Een vlot van zuivere kool: L. n". 318, hetwelk 2 i ä 3
voet dikis. — 26°. Dit beeft eene dikte van voet. Hierop volgen
2 plaatsen van scbilferigen kolentbon, en eindelijk wordt
booger op gevonden: •—- 27°. een vlot, ter dikte van 3|. voet, hetwelk
nit goede, glanzende steenkool bestaat.
Vei-der oostwaarts d an de tji Panengab, wordt aan den znidelijken
voet des g. Madoer de plaats gevonden, waar de kleine tji Bajawak
in zee iiitwatert. Aldaar worden aan de zijwanden barer
kloof de volgende ontblootingen waargenomen. De benedenste
laag bestaat uit grijzen tbon, waarop eene andere rust van
scbilferigen, zwarten kolentbon, die eene dikte beeft van 5 voet
en deze is op bare beurt bedekt rnet eene grijskleiirige zandsteenlaag:
L. n°. 502, welke 4 voet dik is en waardoor eenige
zuivere, glanzende kooladeren loopen; deze lagen zijn van bet
noordwesten naar bet zuidoosten gerigt en bellen onder een
boek van 25° naar bet noordoosten. Onmiddellijk rust op
dezelven eene dünne rolsteenlaag en bierop wordt eene borizontaal
liggende bank van jongst gevormden zee-zandsteen:
L. n". 507, van 7 voet dik aangetrofFen, waarin zeer vele groote
stukken koraalpuin als ingemengd worden gevonden; uitboofde
deze bank 15 ä 20 voet boven den Spiegel der zee ligt, zoo mag
dezelve als een nieuw voorbeeld worden gevoegd bij diegenen,
269
door ons in liet derde gedeelte der li^e aideeling aangebaald, en
die tot bewijs strekken van de opbeffing, welke de zuider kust
in den jongsten tijd beeft ondergaan.
Op de benedenste tbon-lagen, welke in de bedding der beek
voorkomen, volgen wederom zandsteenlagen, waaronder sommigen
worden aangetrofFen, welke roodacbtig bruin, ijzerboudend
zij n: L. n". 503, en wier scbeef opgerigte, gebrokene koppen
aan bet nabij liggende Strand over eene groote uitgestrektbeid
zeer duidelijk ontbloot worden gevonden. Hierop treft men op
enkele plekken een nieuwelings gevormd conglomeraat aan,
dat tot de bedendaagscbe formatie beboort, boofdzakelijk uit
koraalkalk: L. n°. 504, 505, en rolsteenen van tbonijzersteen:
L. no. 506, bestaat.
Ook bier in de nabijbeid der tji Madoer, even als wij vroeger
deden opmerken, dat bet geval was aan de wanden van bet tji
Siki-dal, zien wij, dat kolenvlotten slecbts worden gevonden
binnen de enge grenzen van kimrtsachtige, petrefactenlooze
zmdsiemen, waaruit de bergen dezer Streek, welke onmiddellijk
aan zee grenzen, boofdzakelijk bestaan. Vele vlotten, zoo als,
b. V., n®. 8, 18 en 22 zijn ter wederzijde ingesloten door deze
zandsteenlagen, en staan regtstreeks met dezelven in verband;
anderen daarentegen, zoo als bet geval is met n". 1, 2 en
4, liggen gebeel en al tusscben tbon, terwijl verre de meesten
slecbts aan eene zijde, •— door de dekkende, — regtstreeks door
zandsteen worden begrensd en, gelijk n°. 3 en 6, als liggende
of eene tbon-bank bebben of, indien zulks niet bet geval is,
dan is tocb bet regtstreekscb verband tusscben bet kolenvlot
en de daar onder liggende zandsteenlaag door middeleener
dünne tbon-laag verbroken, waarvan men een voorbeeld vindt
bij de vlotten n". 7 en 23. Ook aan bet tji Siki-dal bebben wij
dergelijke dünne tbon-lagen aangetrofFen bij eenige van de
kolenvlotten: n". 12—22, welke ingesloten lagen tusscben
zeer dikke zandsteenbanken en wel in die streken van het gebergte,
alwaar zandsteen de overband bad boven andere steensoorten,
en geene of slecbts enkele tbon-lagen werden aangetrofFen,
bebalve die, welke als begeleiders der kolenvlotten
mögen aangemerkt worden. (De vlotten no. 1.—.11, welke
aan de tji Siki voorkwamen, lagen ter wederzijde tusscben
t r Ii
Klf
N