
ü i i-iff'Tfr-"^'*'"
118
clan de vroeger genoemde plaats, aaii de heliiag vari het gebergte,
hetwelk aldaar uitgestrekte, vlakke voorsprongen
vormt, bestaat de ruwe, hobbelige oppervlakte over eene
oroote iiitgestrektlieid uit een digten, liarden, witaehtigen
kalksteen, welke niet sleclits in de beddingen der beken,
maar daarenboven op vele andere plaatsen ontbloot wordt
aangetroiFen. Man komt aldaar over een zeer uitgestrekten,
trapsgewijs rijzenden en dalenden rotsbodem van kalk, die
mijlen ver iiit niets anders dan uit koralen van zeer versehillenden
aard schijnt te bestaan; deze soorten zijn nu eens
takvormig, kogelrond of langwerpig, dan weder schijf- of
stervormig. De gansehe rotsbodem vertoont zich aan zijne
oppervlakte als met lialf-vérheven figuren bedekt, omdat de
vormen der koralen boven de oppervlakte uitsteken; zij
scliijnen derbalve minder spoedig te verweeren, of door het
regenwater opgelost te worden, dan de overige kalkmassa. Zij
loopen zeer duidelijk in het oog en zijn gaaf bewaard gebleven.
Sarcinula 459: overeenkomende met de astroites Goldf. Niet
bestemde koralen 460. Sarcinula 461, a. Astraea 465: zeer gaye
exemplaren. Madrepora 485. Madrepora 484. Madrepora 485.
W. Een hetivelrug, welke de kleine vlakte van Kah poetjanc^
—hoofddorpvanhetdi s t r iktvangel i jken naam, in Soekapoera
^ aan de oostelijke zijde begrenst en haar afseheidt
van de tji Tandoi. In de hoogere streken van dezen heuvelrug,
welke ongeveer 250 voet hoog i s , bestaat het gesteente
nit een harden, digten, aan de oppervlakte met gaten doorboorden
en spits gekroesden kalk, die helder van kleur is
en vooral vele, zeer bestembare, getakte koralen bevat; deze
koralen (Galamopora) vormen halle, aan de wanden korrelige
of straalvormige pijpen in het gesteente. In de benedenste
gedeelteu der helling daarentegen vindt men een weeken,
zandachtigeiì kalksteen, welke insgelijks vele schelpen
en koralen bevat; nog lager aan den voet des bergs gaat dit
gesteente over "in een grijskleurigen zandsteen: L. n". 1118
in de Calamoporen-kalksteen worden aangetroiFen: Voluta 72, c.
Strombus 124, a. Nog niet bestemde Univalven 237, 268. Maeaiidrina
464. Galamopora 467, a: overeenkomende met de spongites
Goldf.,is een kenraerkencl beslancldeel van dezen kalk teliaii
119
poetjang, zoo mede ophet nabij gelegene eiland Noesa kambangan.
Madrepora? 486. Madrepora? 487 : benevens Univalven.
X. Aan de noorder kiist van Noesa kambangan, in de oostelijkste
streken van genoemd eiland, zijn de groenachtige thon,
zandsteen- en conglomeraat-lagen, waaruit de oppervlakte der
aardkorst aldaar hoofdzakelijk bestaat, bedekt met een vaal
gelen, zandigen, insgelijks laagsgewijs verdeelden kalksteen;
deze kalksteen vangt aanoostwaarts van het dorp Karang baie,
doch in deszelfs onmiddellijke nabij heid, en strekt zieh van
daar uit tot aan het oostelijke uiteinde van genoemd eiland: L.
no. 1214. In den uitersten noordoostelijken uithoek van het
eiland echter worden deze lagen bedekt door eene bank, welke
uit een meer zuiveren kalksteen bestaat, waarin het hol (gowah)
Rémpak wordt gevonden; deze kalk bevat: nog niet bestemde
Univalven 246: in witten, harden Galamoperen-kalk.
Galamopora 467, c. benevens Serpula soorten.
T. Die streken van het geborgte, waaraan ik den naam van
Tjélatjap-gebergte heb gegeven, welke tusschen Madoera en
Sindé, — de beide hoofddesa's der distrikten Daj oeloehoer en
Pagatingan, — zijn gelegenen omniddellijk grenzen aan de
oostelijke zijde der alluviaal-vlakte der tji Tandoi, zijn bij de
Javanen bekend onder den naam van g. Soeroe en Télaga. Aldaar
ligt onder anderen het dorp Malo en de pasanggrahan
Tjisoeroe. Deze bergen bestaan van den voet tot aanhunnen
sehedel uit een fijnkorreligen, grijskleurigen, harden, ja, menigwerf
zeer harden zandsteen, ter dikte van meer dan honderd
voet; in denzelven wordt geeiie onderafdeeling in lagen
waargenomen, zoodat het gesteente geheel en al gelijkvormig
schijnt te zijn. De grootste ontblootmg van hetzelve wordt gevonden
in de hedding der tji Malo; het bevat: Gonus 39.
Buccinum 89, a., waarbij vele andere fossile overblijfselen ingebakkenvoorkomen.
Gorbula 277. Gyprina scutellaris Desh. 298,
a. Arca 362. Ostrea 410, £ Gonglomeraten van Bivalven, voornamelijk
Gorbula, benevens Univalven 416. Gonglomeraten
van Bivalven, voornamehjk Ostrea 417.
X. De noordelijkste keten van het tertiaire gebergte, in het
regentschap Koeningander residentie Gheribon gelegen, welker
noordelijke voet onderduikt onder de alluviaal-vlakte, terwijl
fm
r'
f f^
y