
iMMÜ!
J
drijfliout, duizeiideii vaii boomslaiDiueii, op de smalle kuslvlakle
verstrooid in liet rond gevondcn; met der lijd geraakt dit drijfliout
bedolven onder iiieiiwe lagen bergpuin, verbrijzelde terliaire
zandsleen- en kletlagen, en wordt weltigt eeiimaal herscliapen in
dergolijke bruinkolenneslen, gelijk wij zoo nienigvverf in het binnensle
van het gebergle hebben aangetroffen; de lezer vergeUjke
bladzijde 277 en volgenden. — In bei binnenste des eiland worden
heuvelen en banken van koolzuren kalk aangetroffen, gevorrod uit
het bezinksel van bronnen en beken, waarvan wij voorbeelden
hebben aangebaald op bladzijde 307 dezer afdeeling en in het
hoofdsluk der IF" afdeeling waarin over de warme bronnen is gehandeld
en voornamelijk bij de bronnen , opgeteld onder n". 10,
50, 56 en 41, benevens in het aanhangsel op de bovengenoerade
hron n". 10, hetwelk hier later zal worden medegedeeld.
^38BBSiil
DERDE HÜOFDSTIL
HET VERBRIJZELEN DER KÜSTEN DOOR DE
BAREN DER ZEE.
Dergelijk verschijnsel wordt vooral waargenonien in de oorden
der zuider kust, alwaar een gebergte uit weeke lagen bestaat,
bij voorbeeld, uit kalkniergel, hetwelk verre in zee reikt en met
een steilen wand eindigt. Wij hebben reeds vroegerop bladzijde 506
een voorbeeld van dergelijken aard beschreven.