
j l
21%
iioeng Tanggil, aan de tji Siki, de kolen bevattende formatiebedekt,
^'v ord t op den goenoeng Madoer zelven niet gevonden ; op de
nabvirige bergen Uissclien de tji Dikit en de tji Madoer worden
ecliter dergelijke kalkrotsen aangetroireii,'die als spitse toppen
hier en daar boven de oppervlakte des bodems iiitsteken; hiervan
is het, dat de goenoeng Toeri zijnen naam ontleent.
De tamelijk grofkorrelige, barde, meerendeels witkleurige
of witachtig grijze zandsteen, die niet opbruist, wanneer hij
met ziiren wordt beliandeld, tiit kwartskorrels bestaat en
geene petrefacten bezit en waarin de kolenvlotten aan de tji
Madoer liggen, hiervan vindt men de zuiverste brokstukken
onder L. n». 497, 501, 508 en 509.
Verder landwaarts in, d. i., noordwaarts van deze kolenboiidende,
kwartsaclitige zandsteenlagen worden, zoowel aan
de tji Siki als bier aan de tji Madoer, meer fijnkorrelige, weekere,
beldergrijs-blaamvacbtige zandsteensoorten gevonden;
deze bruisen met zuren op, en bevatten fossile overblijfselen
van zeesebelpdieren; zie L. n°. 492, 493.
V . TWAALF VLOTTEN IN DE NABIJUEID DER TJI SAWARNA AAN
DE ZUIDER KUST. Even als de kuststreken aan de tji Siki (III)
en aan de tji Madoer (IV), zoo behoort insgelijks deze streek
tot het disstrikt Tjilangkalian van bet Bantamscbe regentscbap
Lébak; tevens is zij de oostelijkste, waarin fossile
kolenvlotten worden aangetroffen. De tji Sawarna ligt aan
bare monding in eene zuidoostelijke rigting, ongeveer 5i
geographisclie miniiten van de moara tji Madoer en is de
iaatste groote beek, welke tot de residentie Bantam beboort.
Die streken, welke oostwaarts van deze beek zijn
gelegen, gaan allengs over in het noorder strand der Wijnisoopsbaai,
waarvan echter eerst dat gedeelte, hetwelk 7 minuten
oostwaarts van de Sawarna ligt, te reke nen van de
tji Bareno, geacht wordt te behooren tot de Preanger-Regentschappen.
Twee kleinere, meer westwaarts liggende nevenbeken der
tji Sawarna worden geheeten tji Asém kitjil en gédé; nadat
zij zich hooger stroomopwaarts hebben vereenigd, ontlasten
zij zich door den regteroever, op een geringen afstand
van de moara, in de vroéger genoemde tji Sawarna. Zij zetten
Áüiü
W
273
baren loop in de rigting van bet noorden naar bet zuiden
voort door een laag heuvelland, längs den oostelijken voet
van eene zeer dikke kalkbank, welke het grootste gedeelte der
Streek, die zich in eene westelijke rigting uitstrekt tot aan de
tji Panamboelan, bedekt en zich aan bare zuidelijke zijde als
een steile muur in zee stört.
De oostelijke helling der kalkbank is bijna even steil als de
ZOO even genoeinde kustmuur, batoe Garoeng, of karang Bokor
geheeten. Aan deze helling paalt de jvlakke of laag heuvelachtige
Streek, welke de tji Sawarna, henevens de beide genoemde
nevenbeken doorstroomen, en in wier beddingen
zandsteen- en thon-lagen ontbloot worden aangetroffen* in
deze lagen komen de kolenvlotten voor, welke wij alhier
willen optellen. Uitgenomen in de nabijheid der kust, heeft
deze kolen bevattende, läge zandsteenstreek eene geringe uitgehreidheid,
is zij binnen enge grenzen beperkt; even als zij
ni het Westen door den karang Bokor is begrensd, zoo is zij insgelijks
aan hare oostelijke en noordoostelijke zijde omgeven
en ingesloten door kalkbanken, wier zij wanden altoos steil
zijn afgebroken. In het vlakke gedeelte dezer Streek, hetwelk
m de nabijheid der kust is gelegen, worden oostwaarts van de
monding der Sawarna twee dorpen gevonden, die beide een
gelijken naam hebben als de zoo even genoemde beek; het eene
ligt aan den regteroever op 1 minnut afstands van de monding,
het andere aan den oever der oostelijke nevenbeek tji Boenar
en 1 minuut verder van daar verwijderd. Aan de noordelijke
zijde van het laatstgenoemde, tevens het grootste de beide dorpen
verheft zich de steile wand van een der kalkbanken, en
komt een arm der tji Boenar uit eene spelonk dezer bank te
voorschijn.
Uithoofde wij alhier de kalkbanken aan de oppervlakte des
bodems uitgebreid vinden, mögen wij zulks als een bewijs
beschouwen, dat het laagsgewijze gebergte alhier eene andere
hgwijze moet hebben dan wij aan de tji Siki en aan de tji
Madoer hebben waargenomen, dat, namelijk, de lagen alhier
of horizontaal moeten liggen, of onder een hoek van slechts
zeer weinige graden hellen. Dit is ook werkelijk het geva].
In het westelijke gedeelte van Sawarna, door welke ki'eek
1 Hli
- f
II
«I
Ibi I
•
• 'í
.