
Ni'
' 'I
, ! | f
reiken, ben ik niet in Staat geweest dit punl op le helderen. In
het berl der beek vindt men kwartszand en conglomeraten, waaronder
insgelijks grootere kwarts- en hoornsieenstukken worden
aangetrolTen.
D. DISTRIKTBM DJAMPÄNG TEMGAH , WBTAW , BN TJIDAMAR
VAN HET prbangbr-regentschap tjandjobr: n". 19 24.
t9. E. Het vulkanische raassagesteente, dat hier is omhukl
met conglomeraten en hooger opwaarts is bedekt raet eene kalkmergelbank,
en waarvan ontblootingen worden gevonden in den
bodem der kloven van de Tji-Kaso en der Tji-Soro, zoomedeverder
oostwaarts in de Goea-Tjikopejah, nabij het dorp Dölog, is
reeds vroeger door ons op bladzljde 35, 196 en 172 beschreven.
Deze steensoort bevat veel magneetijzer in zeer fijn verdeelden
toestand. (Djampang tengah.)
3©. E. Phonolithisch, schijnbaar gelijkvormig eruptie
gesteente nabij den G.-Dölog. Een uiir benoorden het
dorp Dölog wordteenplonolithachtig,blaauwgrijs eruptie-gesteente
gevonden tusschen raeer of minder veranderde zandsteenlagen, die
onder een hoek van 70° naar het oost-noordoosten hellen; dit
eruptie-gesteente is gedeeltelijk in platen afgezonderd en wordt,
wanneer het begint te verweeren, vuil wil van kleur, tufachtig.—
Dergelijke doorbraken vindt men verder noordwaarts in den G.-
Dölog of Bentang, een langen bergrug, längs welks westelijk uiteinde
de weg loopt, die van het dorp Dölog naar Sajarantenvoert.
(Djampang tengah.)
»1. E. Goenoeng-Karang bij Soeka negara. (Djampang
wötan.) Deze berg bestaat uit eene trachiet-raassa: L. nV 729,
die bijna steil gelijk een muur ter hoogte van 3 ä 500 voet oprijst
en welks smal juk zieh in de rigting van het zuidoosten naar het
noordwesten verscheidene palen ver uitstrekt. Deze massa — een
gang van verbazende uitgestrektheid — verheft zieh als een rotseiland
geheel geisoleerd in het tertiaire-gebergte, dat hier ter
hoogte van 2 ä 3000 voet boven het niveau der zee ligt; zij is
gewoonlijk in groote, scherphoekige, i'homboidische, hier en daar
577
echter in tafelvormige, naar den eenen kant spits toeloopende
stukken afgezonderd. Hare zuidwestelijke zijde vormt een der
hoogste, volkomen loodregte trachiet-wanden, die, met uitzondering
der kraterwanden, op Java worden aangetroffen. Depoederachllge,
Witte, gedeeltelijk gele, in het groene overgaande thallus
van korstmossen, welke de oppervlakte van het gesteente bedekken,
geven aan den wand zulk eene heldere kleur, dat men
hem in de verte voor een kalkwand houdt. Aan hären voet vindt
men de grijze mergel- en kleilagen ontbloot, die vol verbrijzelde
schelpen en koralen zijn: L. n°. 478; zie bladz. 100 H.
s « . E. & M. De pyrolithische (berg) G.-Soebang ter
zijde van den breukrand van het neptunische gebergte
G.-Brengbreng. (Djampang wétan.) De omstreken van den
G.-Soebang, de wrijvingsconglomeraten, die zijn voet omgeven
en de heete brennen en bandagaatrotsen, welke aldaar voorkoraen,
hebben wij reeds vroeger in de Ilde afdeeling, bladzijde
1518 en in de III"® afdeeling, bladzijde 214 behandeld. De G-Soebang
is een lange, breede bergrug, die zieh in eene evenwijdige
rigting met de G.-Brengbreng van het zuidwesten naar het
noordoosten uitstrekt en in zijn middengedeelte tot een stompen,
klokvormigen top oprijst. De schoonste ontblootingen van zijn
kerngesteente vindt men in de bedding der Tji~Loemoet, welke
beek längs de oostelijke helling des bergs afwaarts stroomt en ter
helfte van zijne hoogte, aan den voet van den centralen top, een
waterval vormt. De steensoort, welke alhier onmiddellijk grenst
aan de doorbrokene mergellagen, is groenachtig grijs van kleur
en zoodanig afgezonderd, dat de stukken, door de reten gevormd,
nu geheel en al onregelmatig of scheef vierkant van vorm zijn,
dan weder platen vormen, die naar verschillende rigtingeu zijn
gebogen, ja, op vele plaatsen een geheel regelmatig vijfhoekigen,
zuilvormigen boiiw hebben; zoowel de zuilen als de banken (platen)
zijn door dwarsreten afgedeeld en alle afgescheidene stukken
hebben scherpe hoeken en kanten. Deze steensoort is buitengewoon
hard en vast; zij bestaat uit eene schijnbaar gelijkvormige
grondmassa, die, op de breukvlakken grofhoekig, splinterig,oneffen,
in dünne blaadjes doorschijnend is en waarin slechts glazige