
m
;! Ii
ÌI
Dat het neptuiiisclie gebergte, in een tijdperk, lietwelk teil
opzigte van den Tjerimai wörvulkaniscli mag genoemd worden,
aan de oppervlakte des bodeins nog vei'der naar liet noorden
liep, alwaar lietzelve tlians onder de viilkanisclie oppervlakte
verborgen ligt, biervan vindt men een klaar bewijs in
het bestaan van eene derde, noordelijkste en laatste verheffingslijn
van het tertiaire gebergte: goenoeng Meningteng, d in Figmir
11 en 12, welke in baar oostelijkste gedeelte onbedekt is gebleven.
Verre in bet noordoosten van Loeragoeng en op een grooten
afstand van de keten b rijst dit jiik gebeel geisoleerd opwaarts,
bet loopt in eene evenwijdigerigting ten opzigte van dit
laatstgenoemde voort en verliest zicb in het westen onder den
vulkanischen voet van den Tjerimai, die het bedekt, terwijl
het aan zijne noordelijke zijde onder den — overstelpenden —
alluviaal-bodem verdwijnt. Dit bergjiik bestaat hoofdzakelijk
uit een fijnen, blaanwachtigen kalk-zandsteen, welke eene
buitengewone hoeveelheid schaaldieren en koralen bevat, en
in hardheidaan marmer gelijk Staat; betzelve vormt eene smalle,
volkomen regte kam, die naar de bnitenwaarts gekeerde
zijde, naar bet noorden, eene zacht glooijende heUing heeft,
maar aan de binnenwaarts gekeerde zijde, d. i. naar hetzuiden,
waar de brenkrand ligt, met een steilen mnnr afdaalt; op eene
enkele plaats wordt deze kam door eene enge kloofdoorsneden,
waar door de tji Sangaroeng nit bet binnenwaarts gelegen dal
naar de noordelijke alluviaal-vlakte stroomt'.) Deze kloof, wier
doorbraak 220 voet diep en zeer eng is, kenmerkt zieh door
zulke vlakke wanden en scherpe kanten, zij vormt zulk een
naauw rotskanaal, dat men, bij bet beschonwen dezer kloof,
zieh niet danmet moeite kan overreden, dat dezelve, in vorigen
tijd, niet knstmatig is daargesteld, ten einde op.die wijze aan
het binnenmeer, — dat de rivier aan de binnenwaarts gekeerde
zijde van den kam ongetwijfeld vormde, alvorens eene doorbraak
aanwezig was, — eene uitwateringte verschaffen. Alle po-
' ) Zoodra de rivier deze poort is doorgestroomd, wordt zij bevaarbaar en verkrijgt
zij den naam van kaU Losari. Bij een lagen waterstand wagen het vele inlandsche
vaartuigen, — praoe's, — zelfs door deze rotspoort te stevenen, niettegenstaande de
snelle vaart waarmede de rivier tussehen dezelve heenbruist, ten einde op die wijze
Loeragoeng te bereiken.
gingen echter, door de Javanen in de laatst vei'loopene jaren in
het werk gesteld, om eene waterleiding in den binnenwaarts
gekeerden wand der kloof te hoiiwen, hebben schipbreuk geleden
op de buitengewone hardheid van bet gesteente.
Wanneer men de lijn, waarin dit noordelijkste neptunische
bergjuk uitgestrekt is, van den brenkrand af denkbeeidig verlengt,
dan loopt zij in de nabijbeid van den top des Tjerimai
noodwaarts voorbij denzelven; veel waarschijnlijkheid wordt
daardoor bijgezet aan de veronderStelling, dat deze vulkaan
aan de binnenwaarts gekeerde zijde van den brenkrand dezer
opheffing is uitgebarsten en dat bij, door zijne eigene massa
steeds in hoogte te doen toenemen, tevens al bet tertiaire land
in een wijden omvang met zijne uitwerpselen heeft overdekt.
Bijna nergens op Java wordt eene plaats gevonden, alwaar bet
tertiaire gebergte, dat zoo rijk is aan petrefacten, zoo duidelijk
onder de ribben eens vulkaans voortloopt, —onderduikt,—
als hier in verschillende gedeelten van den omtrek des Tjerimai,
die eene hoogte van duizend voet bereikt, het geval is.
In dit opzigt verdient vooral het noordelijke juk Meningteng
met zijne poort, zoo mede de kloof der tji Sangaroeng in het
bovengedeelte van baren loop door de distrikten Radoe gede
en Koeningan de aandacht van reizigers, die later deze oorden
zullen bezoeken, want in die streken loopt zij steeds längs de
grenzen van den neptunischen en vulkanischen bodem. Aan
deze grens, namelijk, aan den regteroever dezer beek, welke
reeds tot het neptunische gebied behoort, entspringt uit kalkachtigen
zandsteen eene warme bi'on (tji Panas), die op ongeveer
een paal afstands zuicl-zuidoostwaarts van het hoofddorp
Koeningan is gelegen. Het bekken is eerst 4' diep uitgehouwen
in eene vulkanische brekzie, en vervolgens nog2'dieperinkalkachtigen
zandsteen (fijne zandkorrels door koolzuren kalk verbonden).
Het water heeft eenen warmtegraad van 30" Reaum.
Somtijds ontwikkelt zieh zulk eene groote hoeveelheid koolzuur
uit dit water, dat Javanen, die zieh er in wilden baden,
ten gevolge daarvan stikten. De zandsteenlagen, welke aan den
linkeroever der beek onder den voet des vulkaans onderduiken,
zijn aldaar bedekt met een 10 voet dikke vulkanische bi'ekzie.
Hierop liggen losse vulkanische puinbrokken, en dan volgt de
3
•i