
B6.) Nog nader aan de endogene rotsgangen, op een afsland van
eenige eilen er van verv^^ijderd, worden groenachtig grijze äderen
van een liasallachtig eruplie-gesleenle in de roodachlig gewordene
kalkmassa : 1109, waargenomen , die daarraede op de innigste
wijze zijn zaämgesmolten ; de kern wordt steeds rooder van kleur:
1110, het aantal groene äderen , welke in de kalkmassa voorkoraen:
vermeerdert allengs : 1111, en eindelijk ontwaart men , behalve
duidelijke gangen van eruptie-gesteente, insgelijks äderen van
een graphietachtig mineraal : 1112—1114, in de kalkmassa, die
even als de (digte, niet kristallische) kalk bruisen, indien zij mel
zuren worden behandeld ; zij zljn blaauwacblig zwart van kleur,
dof, aardachtig, nu eens week , en kleurafgevend gelijk gewone
graphiet, dan hard en blijkbaar een overgang daarstellende in het
basaltische gesteente. Vele dezer graphiet-gangen zijn 1 ä 6 duini
dik, plaatvormig, met scherp toeloopende grenzen, en laten zieh
aan de sahlbanden los maken : 1112; anderen vertakken zieh door
de kalkmassa in zeer fijne äderen : 1114, en op nog andere plekken ,
aan de sahlbanden, wordt een zuivere graphiet gevonden in den
vorm van dendritische, metaalachtig glimmende,zwart-loodkleiirige
bekleedsels : L. n». 1113.
H. RESISSNTIZ! TJERIBON , RBGBWTSCHAP fiALOS BN
KOBMiNaAN. n". 44—46.
E. Batoe-Loit. Op een geringen afstand boven deplaats,
alwaar de Tji-Tjolang zieh in de Tji-Tandoei ontlast, verheft zieh
tegenover de hoofdplaats van het distrikt Bandjar, regentschap
Soekapoera, een geisoleerde berg, G.-Bobakan; op dezen berg worden
verscheidene gangen van trachitisch en doleritisch gesteente
waargenomen tnsschen opgehevene sedimentlagen, waarvan de
kern, gelijk gewoonlijk het geval is, op vele plekken met gloedbrekzien
van geUjke steensoort is omringd. Uit eene dergeUjke,
innig zaamgesmoltene brekzie: L. n°. 1170, bestaan eenige huishooge,
zwarte rotsen, die zieh aan de noordwestelijke helling des
G.-Bobakan verhelfen en bekend zijn onder de benaming Batoe-
Loit. Zij kenmerken zieh door polaar magnetismus, dat zoo slerk
m m m
40'
is, dat de naald op een afstand van tvvee voet van de rots reeds
wordt aangedaan en , nader bij de rots gebragt zijnde, geheel
omdraait, in diervoege dat de eene zLjde van het rotsgevaarte de
noord-, de andere zijde de zuidpool aanlrekt. (1) (Galoe.)
4 5 . De trachiet- en dioriet-doorbraak in de centraalketen G.-
Poegak, welke te midden van het splijtingsdal tusschen twee ter
zijde liggende verheffingswanden oprijst, hebben wij reeds op
bladzijde 73 leeren kennen. (Koeningan.)
4®. E. Trachiet-pla ten tusschen (ijne, onveranderde
z a n d s t e e n l a g e n . Aan de monding der Tji-Keloehoel, waardoor
deze zieh boven Desa-Tjiwaroe in de Tji-Gölok ontlast, vindt men
ingesloten tusschen zeer fijne, kalkachtige zandsteenlagen : L.
n". 1124, welke afwisselen met nog dünnere kleilagen, eene fijukorrelige,
grijze trachiet-plaat : L. n». 112g, ter dikte van ^
voet, waarop eerst eene7 voet dikke, trachietachtige conglomeraatlaag,
en vervolgens weder dünne zandsteenlagen volgen. Allen
hellen zij gelijkraatig onder een hoek van 70° naar het zuiden.
De hier bedoelde plaats ligt aan de noordelijke zijde van het Kendeng
gebergte in Tjeribon, zuidwaarts van het hoofddorp des
distrikts Loeragoeng, namelijk, van die Streek, alwaar de Tji-
Sangaroeng zieh noordwaarts wendt. (Koeningan.)
I . RBSIDENTI E BANJOEMAS : n°. 4 7 51.
4 7 . & J/. T r a c b iet a c h t i g ges teente, benevens jaspisv
o r m i n g e n in groene klei op den G.-Poelasari. De laagsgewijs
gevormde bergketen, die zieh uitstrekt van den G.-Slamat
tot aan den G.-Dieng en in puntige schotsen is gespleten, welke
in eene nooi delijke rigting oprijzen, hebben wij reeds vroeger op
bladzijde 71 in oogenschouw genomen. (Begentschap Probolinggo.)
Aan den westelijken wand van eene dezer bergschotsen, des G.-
(1) Dil verschijnsel werd door raij in den lateu avond bij eeue terugreize waargenomen;
het voornemen , door mij opgevat , om den berg andermaal te bezoeken , is echter door
bi.jkomende onistandigheden verhinderd geworden. Ik heb mij derhalve genoodzaakt gezien
hier bloot melding te maken van het feit , dat meer naauwkeurig verdient te worden onderzocht.
2 7
n
ü-
•<"V