
72
lijk, dal gedeelte derzelve, hetwelk tvisschendeii Slamateli liet
landscliap Karang kobar ligt en hetwelk tot de noordelijke streken
van Poerbolingo belioort, als uitgetand, zaagvormig voor;
van deziiidzijde gezien, doendeze toppen zieh aanhetoogvoor
als even zoo vele kegelbei-gen of piramiden, wier tiisschenkloven
wäre bergspleten mögen genoemd worden, besloten gelijk zij
zijn aan beide zijden door bijna loodregte wanden, welke ter
diepte van 1,000 à 2,000 voet nederdalen en slechts over de
beddingen der beken, waaraan zij bij wijze van poorten tot
uitwateringskanaal streiken, den toegang tot het binnenste
van het gebergte vrijlaten. Als dergelijke toppen mögen beschonwd
worden: de goenoeng Poiana, g: Poelosari, g: Djamboe,
tnsschen welke de beken (kali) Tontong goenoeng, kali
Laban, kali Koening al schnimend heenstroomen, benevens
de goenoeng Labèt i), op welks top het heilige graf van den
Pangeran Wali Djamboe Karang gelegen is, enz.
Zuidwaarts van de topvormige oprigtingen worden in het
vlakke land van Poerbolingo slechts geringe ophellingen Avaargenomen,
welke bij wijze van trappen evenwijdig ten opzigte
van elkander, met eene glooijing van naaiiwelijks een
paar graden oprijzen.
TIENDE VORM.
De ivijze van Ugging is eene dubbele, evenwijdig ten opzigte
van elkander gerigte opheffing, op beide zijden van eene pyrolitische
centraalketen, met tegenover gestelde, d. i. van deze centraallijn
afgewende daling der lagen, en de landvorm bestaat,
behalve uit een aantal kleine nevenketenen, uit lange evenwijdige
bergrijen y welke minstens ten getale van drie Äoo/ciketenen
worden aangetroffen; de beide nitersten dezer ketenen, welke
op een grooten afstand yan elkander verwijderd zijn, vormen
zacht glooijende vlakten, of kleine plateaiix, terwijl hare binjienwaarts
afdalende, steile, helling naar de centraalketen is
Deze berg moet niet worden verward met den trachiet-pilaar van gelijken naam^
welke eene schelvormige stractuur heeft en beneden Karang kobar oprijst.
73
toegekeerd; de smalle kam dezer centraalketen rijst gewoonlijk
boven alle andere ketenen op. Tnsschen deze dikwerf verveelvoiidigde
hoofd- en nevenketenen, welke door middel van
dwarsjukken bij wijze van een traliewerk zljn vereenigd, ten
gevolge waarvan nu eens deze dan gene bergreeks als centraalkam
oprijst, •— worden lang nitgestrekte dalen gevonden,
wier bodems vlak zijn en bewoond worden ; het zijn wäre trogvormige
valleijen, die gewis een gelijk aantal meren zonden gevormd
hebben, in geval geene dwarsspleten in de ketenen
werden gevonden, enge re ten, — poorten, — waarvan er eene
inelktrogvormigdalwordt aangetroffen, waarnit dehoofdbeek
stroomt, en die zoo eng zijn, dat in het jaargetijde, waarin de
bandjers bergafwaarts störten, het water voor dezelven wordt
opgestuwd en het benedengedeelte van het dal werkelijk in een
meer wordt herschapen.
Het schijnt, dat deze merkwaardige dwarspoòrten tot het
wezenlijke karakter behooren van deze soort van minstens drievoudige
parallel-bergketenen en dalvorming.
VooRBEELDEN. Het zoogenaamde Kéndéng-gebergte in de
afdeeling Koeningan, residentie Cheribon, znidoostwaai'ts van
den vnlkaan Tjerimai; de ketenen en lagen van dit Kéndénggebergte
loopen meerendeels in\de rigting van het oost ten zuiden,
doch vertoonen, in de nabijheid der centraalketen, eene
grootere afwisseling ten opzigte van den hoek, waaronder zij
hellen. De lezer vergelijke hieromtrent J. III Figuur 11 eftl2.
In Figunr 11 wordt de topographische gesteldheid afgebeeld
van dat gedeelte van het Kéndéng-gebergte, hetwelk ten zuiden
tot het stroomgebied der tji Djolang behoort en ten noorden
tot de tji Sangaroeng. Deze streken liggen znid-znidoost
tot zuidoostwaarts van den vulkaan Tj erimai. Op deze schets,
genomen naar eene afzonderlijke kaart dezer landstreek,
ontwaart men de verschillende bergrijen, zoo mede de nevenketenen,
waarin zij zieh splitsen', wijders de dwarsjukken,
1) Tegenover bladz.- 137 afd. Tl. werd reeds eene figurative schets gegeven, ten eìnde
de ligging der bergketenen, tnsschen den Sawal en den Tj erimai, ten opzigte dezer
kegelbergen, voor te stellen en hären loop in het algemeen aanschomvelijk te maken.
De tegenwoordige Figuur toont de speciale vertakkingen aan, waarin deze bergketenen
zieh splitsen en wel voornamelijk veat beti'eft de afdeeling Koeningan,