
MwìihWMiffillMii'illiliÉlh
i 1
zt'liUf soorteij van iossilo sclit-lpun en koralcn, zoiulor dal o[»
tleu bodoni vaji het dal, JieLvvelk zicli aau dni vooL des waiuls
iiitslrekt, evgeus eene andere lonnalie kau ^'vaargeiiomeu worden.
De dikte der ibriiiatie bedraagt derlialve Lij Taiidjoeng, —
ongeveer liel. iiiiddengedeclto vau den Erengbreug, — bov<in
den dalbodem, d. i. van den voet tot aan den rai id' ) van den
Brexigbreng-waiid, volgeus i)aroineter-meting=:l,355par. voeL
iioe diep de fonnatie «ich henedeii den dalbodeni, naar bet binnenste
der aardkorst uitstrekt, dit is ons iiiet bekend.
Op eeii afstand van een paar engelsebe inijleii tegenover tien
breukrand, rijst een tracbietiscbe berg, goenoeng Soebang: L.
n«. 758, 759, iiit den bodem van bet dal opAvaärls, terwijl de
rninite, gelegen tusseben dit eruptie-gesteente en den neptuniscben
Avand, niet rolsteenen en alluviaalbodem is vervvild.
4. Steile kustinnren. Wij znllen ons bepalen tot bet aanbalen
van een enkel voorbeeld en slecbts een A^an de kolossaalste de-
/.ermnren bescbrijven; en Avel te meer uit boofde de zeewaarts
gekeerdeuiteinden der kalkbanken, d. i. der loodregte mnren,
Avaarmede zij in de baren der zee nederstorten, later afzonderlijk
zullen bebandeld AA^orden.
In de ziiidwestelijkstestrekenvanbetdistriktDjampang koelon,
Avelke de Wijnkoopsbaai (Palaboean ratoe) aan de ziiidzijde
begrenzen, bestaat de formatie boofdzakelijk uittamelijkbarde,
niet zeer iijnkorrelige zandsteenlagen, AVaartnsscben echter A^eelvuldig
grovere conglomeraten , benevens fijne tbon- en mergelsoorten
voorkomen. Zij bezitten, algemeen genomen, eene eiFene
oppervlakte, Avelke door zacbtglooijende, kronkelende beekgroeven
Avordt doorsneden en zieh tusseben dezelve in eene Avrongvormige
vlakte nitstrekt; hierdoor ontstaat derbalve een golfvormig,
henvelacbtig plateau.Ter plaatseAvaar op de kaart van
Raffles de naam „Mandra" (eiland) gelezen wordt , ligteene ruime
nevenbaai, welke naar bet oosten een rond toeloopend Strand
' ) Dat punt van <len rand namelijk, vaii waar de weg van Tjidamar, bencdcnwaarts
naarTandjoeng voert. Vele van de hoogten, welke in deze 3de afdeeling zullen niegedeeld
worden, zijn eerst kortelings berekeiid en lievinden zich niot inde ,, lijstvan
hoogten," die op bladz. 90 tot 123 der Iste afdeeling voorkonit. Daar het getal van
hoogten, door mij op Java geineten, bij de duizend bedraagt, zoo zal ik van tijd tot
tijd supplement-lijsten mederteelen, ten einde die opgaaf voUedIger te niaken.
ii7
bezit, en de Tjileloe-haai (Zand-baai op de kaarten van van de
Velde en le Clei-cq) wordt geheeten; haar zandige oever vereenigt
zichoostwaartsmet eene alluviaal-vlakte, welke zieh naauwelijks
boven den Spiegel der zee verlieft en door woadgeboornte,
dat hier en daar door Alangvelden afgebroken is, wordt overschaduwd;
deze vlakte heeft in de rigting ven het westen naar
het oosten eene lengte van 5 a 6 palen, tervvijl bare breedte van
het zuidennaar hetnoorden 4ä 5 palen') bedraagt. Deze vlakte,
die vroeger'eene zeer fraaije bogt moet hebben gevormd, is op
vele plaatsen nog zeer moerassig en schijnt in zeer laten (posttertiairen)
tijd. ontstaan tezijn, ten gevolge van eene niveauverandering
van ter naanwernood 5 voet ten opzigte van den
Spiegel der zee. Rondom deze gloeijend heete vlakte loopt het
ZOO even genoemde plateau, en bereikt zijn hoogste punt op de
noordzijde, en zijn laagste punt ten zuiden van de vlakte; niet
door middel eener helling gaat dit plateau in de läge vlakte
Over, msL-AT plotseling met een kolossalen muur , zoo steil als wäre
Inj met een mes afgesneden, en deze is het, welke de grensseheiding
tusseben vlakte en boogland vormt. — Zie J. III. FiguurlZ.
Deze mijlen lange muur, welke aan beide uiteinden in eene
kaap eindigt, oedjoeng Karang badak en Karang belang ten zuiden
en oedjoeng Karang taho ten noorden, omsluitin een bahnen
kring deze landbogt; van den rand van dezenmimr störten zich
zes groole Avatervallen, de hoogsten op Java, nederwaarts,
waarvaan sommigen over voorAvaarts springende trappen AA'orden
verdubbeld; namelijk: lo. tjoeroek tji Marindjoeng, 2o. tj.
Tjangkore, 5". tj.Ngalahi, 4«. tj. Gompong,So. tj. Södong, 6". tj.
Rante en 7o. tj.Pontjakmanik, welker bggingmen op FigmiriZ
door deze'getallen, benevens den naam der rivieren opgegeA^en
vindt. Ter plaatse waar deze Avatervallen naar beneden störten,
springt de muur dieper dan op andere plaatsen achterAvaarts;
hij wordt allengs door de schuring van het water uitgegroefd
en aldaar berschapen in eene kloof; duidelijk A erklaart zieh het
ontstaaii dezer kloA'en door den steeds verder achteruitgaanden
waterval zelf, die zich steeds meer en meer van den lioofdAvand
'Ì Eon Jiivaichc paal hceft 1,800 rijnlaudsclie