
I- IM
!' * I
I '
Y 1
S Ii
l"
550
I I . ALGEMEENE EIGENSCIIAPPEN. GEVOLGTRBKKINGEK,
Hei voorafgaancle zal voldoende zijn om den lezer te doeii zien,
welk eene hoogst gewigtige rol de i'olsbanken, gevorrad uil koolzuren
kalk, vervullen in het zamenstel van het vaste land van
Java. Op grond van hare zeer verschillende strixctuur en digtheid,
van de verschillende soorten van fossile overblijfselen, welke in
sommigen voorkoraen, in anderen daarenlegen geheel en al worden
gemist, mag het besluit worden opgemaak t, dat zij niet allen op gelijke
wijze zijn gevormd, hoewel koraalriffen. namelijk, kanaalriffen het
hoofdmateriaal tot het doen ontstaan der meesten geleverd mögen
hebben. Dit volgt uit de steile wanden met scherpe randen,
waarin zij eindigen, den platten bankvorm aan hare bovenzijde,
die zieh bijna altijd meer in de lengte dan in de breedte
uitstrekt; zij zijn streepvormig, zetten zieh over hare gansche
uitgestrektheid onafgebroken voort, ofzijn door grootere of kleinere
tussehenruimten in teerlingvormige of langwerpig Vierkante stukken
afgedeeld, die alsdan door hunne ligging ten opzigte van
elkander evenwljdig loopende rijen vormen. Bij de thans nog voortgroeijende
(levende) strandriCfen aan de zuider kust van Java wordt
eene zeer groote overeenkonist in gestalte waargenomen. Wat de
hedendaagsche formatie ten dezen opzigte betreft, daaromtrent verwijs
ik naar het koraalrif Tji-Laoet eren, dat gedeeltelijk reeds 80
voet boven den Spiegel der zee is opgeheven en op bladzijde 1442
en volgenden der IF" afdeeling is beschreven. Deze riiien bestaan
niet lütsluitend uit koralen, maar gedeeltelijk uit lagen van
jongsten zeezandsteen of van schelp- en koraalpuinbrekzie — en
op deze schotsen hebben zieh op vele plaatsen levende , koraalbouwende
polypen vastgezet, zoodat het gansche rif zieh raeer of
minder duidelijk laagsgewLjs gevormd, doch zeer poreus aan het
oog voordoet, uithoQfde zieh hier en daar koralen er tusschen
vertoonen. Deze zoo ongelijkvormige, hier en daar door tussehenruimten
afgebrokene bouw moest allengs hechter worden, uithoofde
de kalkaehtige schalen van verschillende soorten van zeedieren de
«Mte • « Ä S i
551
ri:'-«"!. fjji?
tussehenruimten vulden, hetzij als brokstukken zoo fijn als zand,
hetzij als onverbrijzelde schelpen of Echinodermen. Tijdens het
vormen dezer oude, tertiaire koraalriffen, die meerendeels op
zandsteen liggen, moet de bodem der zee aan eene gestadige
daling zijn onderhevig geweest, waaruit zieh de verbazende dikte
laat verklaren, welke zij hebben verkregen. Later werden zij met
hunne basis boven den Spiegel der zee opgeheven, en deze gebeurtenis
ging waarschijnlijk vergezeld met het opwellen van
gesmoltene rotsmassa's uit het binnenste der aarde, — vantrachiet
en lava uit spleten , — waardoor de vulkanen werden opgebouwd.
Ongetwijfeld is eene lange reeks van eeuwen voorbij gegaan, alvorens
het verbindend vermögen van zeer kalkhoudend zeewater en
later, — nadat het rif was opgeheven geworden en droog stond,
de oplossende en weder zaämhechtende (sinter vormende) werking
van het regenwater zulk een los zaamgevoegdenJouw in dien digten,
gelijkvormigen kalksteen konden herscheppen, een kalksteen, die
meestal eene hardheid heeft, dathijonder den hamerslag klinkt, en
menigwerf zoo broosis,dat hetgesteente bij het slaan met den hamer
in splinters vaneenspringt, terwijl de plaats, waar vroeger koralen
en schelpen in het gesteente voorhanden waren, thans slechts ter
naauwernood aan de flaauwe omtrekken er van kau worden herkend;
het gebeurt zelfs dikwerf, dat deze overblijfselen, benevens
de omringende steenmassa, geheel en al in kalkspaalh zijn overgegaan.
Welligt heeft heet water, bij het opstijgen van gloeijend
heete dampen uit spleten, te eeniger tijd invloed op deze omzetting
uitgeoefend, aangezien zijne oplossende kracht door de sterke
bitte moest verhoogd worden.
Het meerendeel der Javasche kalkbanken heeft een dergelijkdigt,
hard, gelljkvormig zamenstel, benevens eene witachtig gele kleur.
Doch niet alle kalkbanken kunnen op die wijze zijn gevormd
geworden. Velen zijn klaarblijkelijk ontstaan uit kalkhoudenden
modder, met fijn zand vermengd, die op den bodem der zee werd
afgezet en waarin slechts de overblijfselen van reeds gestorvene
koraalgebouwen, benevens puinbrokken van schelpen , Balanen,
enz., in verbazende menigte bedolven geraakten, die vervolgens
op gelijke wijze — door oplossing en latere verbinding in een
ift'
üfiri i r l ;
"¡5