
m
j.i
,J( T III
Ä I I
286
lasten, tot welk einde zijn pneumatische toestel is geljezigd
geworden.
De gedane waarneming leerde ons, dat de bestanddeelen
der kool, in deelen gewigt iiitgedrukt, waren als volgt:
4,752 on verbijndbare deelen (asch), K g
44,548 koolstof j
10,000 teer,
31,250 water,
0,250 dubbel koolzuur ammoniak,
2,097 koolzuur,
7,252 dubbel koolzuur waterstof-gas,
100,149
waaruit de elementarische bestanddeelen (behalve de asch)
afgeleid zijn, als volgt:
koolstof, 59,532
waterstof-, 5,940
zuurstof, 29,818
stikstof, 0,058
asch, 4,752
100,100.
Tot dit onderzoek waren 2002,91600 grammen kool gebezigd
geworden.
Het dubbel koolzuur ammoniak w e r d n a gissing, afgetrokken
van het water, hetwelk 630 grammen bedroeg. Het Volumen
van het koolzuur bedroeg 21,125 en dat van het
dubbel koolzimr waterstof-gas 147,875 kubieke decimeter;
beide te zamen leverden derhalve bijna kubieke meter
brandbare gas. Zoo werd er insgelijks eene geringe hoeveelheid
zwavelkool (zwavelalkohol, sulfiu'e de carbon) gevormd;
zij zette zieh in de gedaante van schubvormige kristallen
af aan de wanden der glaspijp, welke werd blootgesteld
aan de werking van een bekoelings-apparaat volgens ßerzelius.
Uit het voorafgaande zal worden ontwaard, dat de kolen,
die in afzonderlijke nesten voorkomen, eene groote hoeveel-
287
lieid vluglige bestanddeelen bevatten (deze werden bij heL
vercoaken vrij en ontlastten zieh als brandbare gas door eene
ijzeren pijp, welke aan den cylinder was vastgeschroefd) ; zij
bevatten eene grootere hoeveelheid asch, doch hare gehalte
aan vrije koolstof is geringer dan gevonden wordt bij de
kool, afkomstig van het vroeger genoemde vlot, hetwelk gelegen
is in de nabijheid der tji Madoer, en alhier is opcreteld
onder n". 23. ^
De hier lager opgenoemde vlotten, hebben, wat betreft
hunne hoedanigheid, meer overeenkomstmet het zoo even genoemde
vlot dan eenige anderen; daarenboven zijn zij, uithoofde
van hunne aanmerkelijke dikte, beter geschikt ter
ontginning dan de overigen: het zijn de vlotten in de nabijheid
der tji Siki, n». 9 en n". 17, benevens die, voorkomende
in de nabijheid der tji Madoer, onder n°. 1, 2, 9, 22 en 23.
Hoewel de kool dezer Javasche vlotten eene geringere hoeveelheid
coak oplevert (bij de kool van het onderzochte vlot
bedroeg die 63 p. c., welke 2 p. c. asch bevatte) dan bij
de meeste, eigenlijk gezegde siee?ikolen der oudere formatie
voorkomt, zoo is dit verschil slechts zeer gering te noemen;
er worden vele, zeer bruikbare sieeftkolen gevonden,
welke eene geringere hoeveelheid koolstof in den vorm van
coak 1) opleveren, dan in onze tertiaire kolen van Java wordt
a angetroffen.
Wij mögen derhalve aannemen, dat deze Javasche kolen
zeer bruikbaar zouden zijn voor de stoomvaart in Indie. Ik
heb dezelven vergeleken met de kolen, afkomstig uit Borneo,
welke reeds sedert verscheidene jaren en met vrucht tot dat
einde worden gebezigd ; wanneer ik stukken van beide
soorten dooreen had geworpen, dan was ik niet meer in
Staat die van elkander te onderscheiden. Zeer waarschijnlijk.
mag het derhalve worden geacht, dat de formatie.
') Zoo bevat de steenkool uit de Gerhardmijn, in Saarbruggen, volgens Karsten,
slechts 58,50 p. c. coak. Ik behoef- niet te zeggen, dat de goede hoedanigheid der
kolen, de bitte, welke zij ontwikkelen, toeneemt, naar mate zij eene grootere hoeveelheid
coak en eene geringere hoeveelheid vlugtige bestanddeelen en asch (in de
coak's) bevatten; zij hangt bij gevolg af van baren rijkdora aan zuiveve (niet met andere
zelfstandigheilen verbondene) koolstof.
I i
Ii '
|f :
1
m