
r«
'j) i
I i
90
ten, door eene loodregte rigting der omgekantelde lagen daargesteld,
gelijk het geval is met de kalkbergen van dengoenoeng
Noengnang af gerekend tot aan den g: Awoe. Die vorm is somtijds
het gevolg van eene verbrijzeling van voormalige kalkbanken,
welke, waarscliijnlijk door de werking van de baren
der zee en door latere verweering zoodanig zijn afgenomen,
dat slecbts een dun stuk in de gedaante van een toren is overgebleven,
welke zieh tusschen kleinere pninbrokken en overblijfselen
der vroegere bank verlieft. Tot eene dergelijke verbrijzehng
der Javasche kalkrotsen moest hare bankvorm, die
aan alle zijden steil is afgebroken, zeer medewerken. Als een
voorbeeld van dezen torenvorin mag de goenoeng Gamping,
bij Jogjakerta, worden besehonwd, welke ter hoogte van anderhalf
honderd voet geheel geisoleerd uit de. vlakte oprijst.
Zie de pittoreske teekening goenoeng Gamphig in den atlas,
welke tot dit werk behoort.
Onder eene dergelijke gedaante, die van een toren, komen
ook enkele vulkanische rotsen voor, welke als eruptie-gesteenten
in het neptunische gebergte worden gevonden. Hiertoe behooren
vele gedeelten van het trachietisdie porphier-gebei'gte,.
hetwelk het pla teau van Bandong aan de zuidwestelijke zijde begrenst,
namelijk, aan de linkerzijde der tji Taroem, ten zuiden
der tjoeroek Djömpöng, distrikt Rongga. Die, welke het meest
in aanmerking verdient te komen, is batoe Soesoen, waaromtrent
wij in het lO"^® hoofdstuk van het iertiaire gebergte in
nadere ontwikkeling zullen treden. Zie J. III. Figuur 14, waarin
de gansche 500 voet hooge rots van de voorzijde en Figuur
IS, waarin de top van de achterzijde is afgebeeld. Beneden de
spits, te rekenen van het punt M , is deze rots verbonden met de
noordelijke helling van den goenoeng Boeloet.
Als dertienden vorm zouden wij nog eene zeer onregelmatige
wijze van ligging ktmnen optellen, welke voorkomt in streken,
alwaar dikke gangen, ja, zelft gansche jukken ofbultvormige gevaar
ten van hypogene, vooral vulkanische steenmassa's het neptunische
gebergte h ebben doorbroken, de laagsgewijze verdeeling
91
veranderd, de lagen uit haar verband gerukt, verplaatst en een
zeer zamengesteld, uit dooreen geworpene neptunische en vulkanische
deelen bestaand geheel hebben gevormd. Dit komt
voor in de gebergten van Oostelijk Bantam, in de nabijheid van
de Wijnkoopsbaai en den Salak, gelijk mede in de zuidwestetelijke
streken van Bandong, en de bergen rondom den Toempak
roejoeng, in de noordoostelijke streken van Tjidamar, waar
de dalen van de tji Meragan en tji Koeripan Hggen, en eiders,
alwaar vele aanmerkelijke doorbraken van hypogene gesteenten
worden gevonden, welke meer of minder hooge kegeltoppen,
torens, stompe bulten, wrongen of smalle ribben vormen,
gelegen tusschen schotsen van het opgehevene en dooreen geworpene,
laagsgewijze gebergte, waarmedezij afwisselend voorkomen;
wijders worden er voorbeelden van gevonden in den
noordelijken Djampang-wand, welke naar den Gede is toegekeerd,
alwaar scherp gespletene ribben tegen de helling steunen
en het eenvoudige, neptunische karakter van een wand,
door eenzijdige opheffing ontstaan, waarvan wij de onvermengde
type hebben leeren kennen in den Brengbreng en in het zuidergebergte
van Jogjakerta, geheel veranderen en onkenbaar
maken.
Omdat echter geene bepaalde grenzen zijn aan te wijzen
ten opzigte van de mate van omwerping of vei^plaatsing van
het neptunische gebergte en het aandeel, dat de eruptie-gesteenten
in het zamenstel van hetzelve hebben verkregen, dewijl
zij nu eens als dünne äderen door het sediment-gesteente
zijn gedrongen, dan weder als dikke gangen, bergribben of bultvormige
massa's in de laagsgewijze structuur van het gebergte
voorkomen, zoo mögt eene verdere verdeeling, onderscheiding
van vormen volgens typen, als onnoodig worden beschouwd,
en zulks te eerder, dewijl ook de door ons reeds omschi-evene
12 liggings-typen veelvuldige malen ineen smelten,
omdat zij even dikwerf in elkander overgaan, als zij onderling
afwisselen, en juist uit dien hoofde die buitengewoon talrijke
verscheidenheid van land- en bergvormen daarstellen, welke
wij op Java waarnemen. Gewoonlijk echter ontwaart men, zelfs
bij de meest zamengestelde vormen, een der 12 typen als hoofdvorm,
en wel wordt de vijfde en zevende vorm als zoodanig
I t)
t I.