
•i
r i r i
li'i
allen Iluizen zwermeji van vledermuizeii eji eiikele zwaluwen,
wiev nestjes tot spijs kunnen dienen; naar mij door de Javanen
werd verzekerd, bedroeg liet aantal nestjes, dat elke 3 maanden
wordt geplukt, niet meer dan 25 à 30. Hetsclüjnt, dat deze
kleine vogel de naLijlieid der stinkende vledermuizen scliuwt,
en uit dien Iioofde zijne nesten bij voorkeur bouwt in de holen
van die gedeelten der kust, welke, door de branding der baren
bespat, voor de vledermnizen ontoegankelijk zijn,
ö». In de diepe, spleetvormige kloof der tji Pantjoeng, welke
de grens vormt tusseben de distrikten Kèndéng wési en Tjidamar,
ter plaatse, namelijk, waar de weg van Boemboelan naar
Tjiringin dezelve doorsnijdt, wordt eene ontblooting van een
Yulkaidseb eonglomeraat gevonden, lietwelk ten deele uit verbazend
groote blokken bestaat.
6°. In bet gebergte, dat bet zuidwestelijke gedeckte van liet
plateau van Bandong aan de zuidzijde begrenst (bet distrikt
Rongga van bet Preanger-Regentscbap Bandong), ligt beneden
bet d orp Bodj ong rantj a de water vai der tj i Tj enoek. Albier is een
gro f vulkanisch wrij vings-cougiomeraat ontbloot, betwelk waarsebijnlijk
cene gloedbrekzie is; betzelve bestaat uit brokstukken,
ter grootte van 2 duini à 2 voet, welke aan de bocken zijn
afgei'oud en waarvan velen cene groote nieaigte bornblende en
ijzer bevatten: L. n». 802, a tot fi. Een fraaijc vulkaniscbe porpbier:
L. n". 803, is in de nabijbeid van deze plaats als massagesteente
te voorscbijn getreden; talrijke bergtoppen, waarvan
Velen in de gedaante van torens oprijzen, worden door betzelve
gevoruid.
t". Verder westwaarts van bier, aan den linkerwand der tji
Taroem-kloof, die aldaar eene boogte van 500 voet bereikt, vormt
de nevcnbeek Sagoeling een boogen waterval ; bij ligt nog cenige
palen vaa de plaats verwijderd, waar de tji Taroembare doorbraak
door liet gebergte beeft,waar zij derbalve liet plateau
verlaat. Zoowel bij dezen watci'val als in andere gedeelten van
den goenoeng Sagoeling, welke berg gelegen is tusseben de
moara tji Tjamo en Tjoekang rawon — beide oorden. zullen wij
nader leeren kennen, •— worden ontblootingen gevonden van
een vulkaniseb puingesteente, een wrijvings-conglomeraat, dat
cene outzaggelijke dikte iieeft; de moeste stukken, welke alliier
wiwwm
179
worden gevonden, zijn aan de boeken veelal afgerond en b(!-
staan decls uit eene tracbietische stecnsoort: L. nn. 830, deels
uit een grof kristalliniscb augiet-gesteente, dat eejie groote lioeveelbeid
ijzcrdcclen bevat: L, n». 829. Men vcrgelijke nietdit gesteente
de nabijliggcnde brekzien: B. n". 3 en 4.
8». Ten Westen van bet tji Sangiri-dal, in bet distrikt Nagai'a,
regentschap Soekapoera, wordt een vulkanisch, voornamelijk
trachictisch puingesteente aangetrofFcn, dat eene groote uitgestrektheid
van bet terreiu bedekt en eene aannierkclijke dikte
heeft; te rekenen van den dalbodeiii tot lioog opwaarts bij den
waterval, in de nabijheid van bet dorp Garoeng, vormt dil; oesteente
hct buitenste omhulscl, bet bekleedsel van de oostelijke
en van de zuidelijk e hclling van lict vulkanische massa-gebei'gte
g. Limboeng. Dit puingesteente is een wrijvings-conglomeraat,
dat onder bet zeewater is uitgebreid; op vele plaatsen ziet men
blokken, ter grootte van 30 ä SO voet, op den bodem in bet rond
verstrooid liggen, welke vroeger van de wanden losgescheurd
en naar beneden gestört zijn. Vergelijk biermede de lager voorkomende:
hedendaagsclie vormingen, ivatervallen.
in bet tji Kaengan-dal, distrikt Batoewangi van hetPreanger
Regentschap Soekapoera, ligt op een afstand van 7 a 8
minutenvan bet dorp Singatoewoe, dalafwaarts, derotskloof
Tjoekang batoe. De regter- (westelijke) zijde van bet dal gaat
albier over in een rotswand, g. ßoeroeng agoeng geheeten, welke
van bet noorden naar het zuiden gerigt en door spleten in enkele,
boogst schilderaehtige deelen verdeeld is, namelijk, in vier,
vijfenzesboekige, regtstandige pilaren, die door dwarsspleten
wederom in afzonderlijke stukken of geledingen zijn gescheiden;
zij hebben de grootte van torens, doch laten zieh iiet best
vergelijkenmetbasaltzuilen. De vlakke scliedel dezer reusacbtige,
verscheidene bonderd voet dikke zuilen is met woudgeboomte
beschaduwd. Zij bestaan uit eene porpbier-soort, waarvan
de felsit-deeg vele bornblendekristallen bevat: L. n". 973.
Van den voet van dezen westelijken wand strekt zieh een
vlakke voorsprong, — de eigenlijke bodem van het dal, — ongeveer
| minuut ver uit, tot in de nabijbeid van den ooslelijken
wand van het dal, waarvan bij door middel van ecme uiterst
smalle, docli 300 \ oet diepe klooF wordt geseheiden ; over den
j 1