landen, meest graafschappen, alle leenroerig aan het Duitsche rijk,
welke, bij uitsterving der mannelijke lijn als anderzins, aan het rijk
vervielen , en , het eene voor en het andere na , door de in der tijd
regerende Keizers, aan den bissekoppelijken stoel geschonken werden ;
hiervan heeft men de naauwkeurige aanteekeningen in de oude gedenk-
schriften, en -van sommige dier giften zijn de giftbrjeven tot heden
toe, in wezen gebleven. Das was reeds in het jaar 1042 Vol lo n-
hove , met zijne ommelauden , en in 1046 nog een ander gedeelte
van O v e rijs s e l, waaronder ook de stad De venter begrepen was , door
Keizer Hendrik III aan B e rn o lf, den twintigsten Bisschop, geschonken.
In 1086 werd het graafschap I s l eg onwe , waaronder naen geheel
Sal land verstaat, door Keizer Hendrik IV aan Coenraad , den twee
en twintigsten Bisschop , opgedragen , waarbij daarna gekomen zijn
het graafschap Goor, beiievens de sieden En sc he de , Dicpenhei iu
enz., alle in Twenthe gelegen. De Utrechtsche kerkvoogd vereenigde
sedert alle deze landschappen te zamen , en noeinde die het O v e r-S tich t ,
O v e rijs s e l, in tegenstelling van het Ncders t i cht of het gewest
Ut r e c h t , dat aan de andere zij de van den IJssel gelegen is. Sommige
Bisschoppen hielden zelfs, voor eenen tijd lang ^ hnnnen zetel
binnen deze provincie, en wel te Vol t enhov e , voornamelijk als
zij zieh in hunne hoofdstad Utrecht, uithoofde van inlqndsche be-
roerten , niet genoegzaam veilig achtten. De ßisschoppen waren echter
verre af, van een volstrekt onbepaald gebied in dit gewest nit te
oefenen; ten allen tijde werd het besluur door ’s lands Stalen, uit
den adel en de afgezendenen der voornaamste sieden zamengesteld,
in welker vergaderingen de Bisschop of zijn gevolmagtigde alleen de
Voorzitter was. De Staten namen de door den Bisschop gedane voor-
slagen in overwegiug , en wat er , bij meerderheid of eenparigheid van
stemmen , beslolen was, werd, zonder tegenkanling, uitgevoerd. In
het jaar 1522 vond Jan van Djest , de vijf en veertigste Bisschop van
Utrecht, het bisdom zoodanig met schulden beladen , dat hij genood-
zaakt was , het geheele O v e rs tic rt te verpanden aan Reinald ,: Graaf
van Gelder, die de Overijsselsche sterkc plaatsen dadclijk met Gelder-
sche benden , bereiten deed. Het bleef alzoo in de Geldersche magt
tot in 1346, wanneer Jan van A rk e l , zeven en veertigste Bisschop van
Utrecht, zieh in Staat gesteld zag, het weder te lossen.
In 14086wong Fred e rik van Blankenheim, de een en vijftigste Bisschop,
de Stellingwervers tot eenen volslagen afsland van IJsselham , Oldemarkt
en Paaslo , die tot nu toe tot Stellingwerf behoord hadden, Hij voegde
die streek aan Overijssel toe en drong het volgende jaar den inwo-
ners het zelfde lan'dregt op, dat zijn voorzaat, Jan van Vernebdrg ,
de acht en veertigste Bisschop, eenige jaren te voren, aan het geheele
O v e rs tic rt gegeven had.
De bisschoppelijke regering in Overijssel heeft geduurd tot op het einde
van 1527 , toen Hendrik van Beijeren , de acht en vijftigste Bisschop , dit
land niet langer tegen K a re l , Hertog van Gelder, kunnende bescher-
men, de Staten dezes lands aanraadde, om Keizer K a re l V tot hun-
nen beschermer en landsheer te kiezen, welke Keizer destijds reeds in
het bezit was van de meesle der andere Nederlandsche provincien zoo
als hij dan ook niet naliet George Schenk , Baron van Todtenberg ,
toen Stadbouder van Friesland , te magtigen om er terstond bezit
van te nemen, wordende deze, in Maart 1528 , in naam des Keizers
in alle steden gehuldigd. Deze overdragt geschicdde echter onder zekere
voorwaarden, waarvan de cerste was , dat de inwoners hunne oude
vriiheden en voorreglen ongeschonden zouden blijven bebouden, als
ook dat het den Staten zou vrij staan , op ’s Keizers . gezag, den on-
derdanen zekere belasting op le leggen , tot voldoening der schulden ,
waarmede dit land, door den oorlog legen de Gelderschen, was be-
zwaard geworden; dat de Keizer uit zijne e.gene geldmiddelen den
oorlog tegen Herlog K a re l zoude voorlzetlen ; tot zoolang de provmcie
weder in het bezit was van alle de steden en landen , die gedurende
den oorlog door de Gelderschen aan haar waren ontvreemd enz. Daar-
entepen zouden de Overijsselschen voortaan de jaarlijksche schattmg,
welke zii geweon waren den Utrechtschen Bisschoppen op te beengen ,
aan den Keizer 1er hand stellen. Na dien tijd is de benaming van
het O v e r -S tic h t, ten aanzien van deze, provmcie, geheel bmten ge-
bruik geraakt en overgegaan in die van Overijssel , want, alhoewel ,
genoegzaam onmiddellijk daarna, ook het wereldlyk gebiea over de
provincie Utrecht, door dien zelfden Bisschop Hendrik van Beijeren,
aan gemelden Keizer werd afgestaan ,. zijn echter die beide heerlijk-
heden sedert dien tijd van elkander gescheiden gebleven , en is deze
provincie, onder den litel van eene aizonderlijke heerlijkheid , bij de
overige erflanden van het huis van Oostenbijk gekomen.
Na Keizer K a re l V is deze heerlijkheid , door erfregt, vervallen op
ziin zoon Filips I I , die de laatste van dit huis was , welke dit land-
schap bezeten heeft, want de onlusten wegens de gekrankte voorreg-
ten , zoo in het burgerlijke als godsdienstige , reeds Ujdens het leven van
Keizer K a re l begonnen , barstten tot eenen openbaren oorlog uit, welke
inet zooveel ijver werd voortgezet , dat ’s lands Staten het hoogste
rentsgebied over dit land eindelijk aan zieh trokken en zieh mede m
he*t iaar 1580 tot het Utrechts vereenigings verbond vervoegden , waarna
O v e ru ssel dezesdein rang onder de-Vereenigde Provinciën is geworden.
Nadat, bij de omwentcling van het jaar 1 7 9 5 , de provincie Uv e r-
ijsse l een département der Bataafsche Republiek geworden was , werd
z ij, bij de staalsregeling van 1 7 9 8 , met bet landschap V r e n t h e ,
het noordwestelijk gedeelte van Gelderland en het zuidwestelijk gedeelte
van F r ie s la n d , het Departement van den Ocden-IJssel , hetwelk echter
niet langer bestond dan tot het jaar 1801 , toen het département
Overijssel weder hersteld werd , hetwelk alzoo ook gedurende het be-
staan van het koningrijk Holland dien naam bleef behouden , doch
bij de inlijving van dat koningrijk in het Fransche keizenjk, het
Departement van de Morden van den IJssEL-werd. Het had destijds een
eigen geregtshof, dat te Kämpen resideerde. Voor dien tijd had het
een geregtshof te Deventer, dat echter slechts körten tijd bestond.
Sedert de herstelling van Neêrlands onafhankelijkheid, maakt dat
département weder onder zijnen ouden naam eene provmcie van het
koningrijk der Nederlanden uit. Die prov. grenst N. aan de prov.
Friesland, N. O. aan Drenthe, O. aan het koningrijk Hannover en ,
de Pruissische prov. Rijnland , Z. en Z. W. aan de prov. Gelderland,
waarvan het voor een gedeelte door den IJssel gescheiden wordt en
W. aan de Zuiderzee. Van het N. W. naar het Z. O. wordt da
grootste lengte op 20 u. en van het N. 0 . naar het Z. W. de groot-
ste breedte op 12 n» berekend, hoewel er plaatsen bestaan , waar da
breedte niet meer dan 2 u. beloopt. Deze prov. heeft eene oppervlakte
van 62 v. m. of 337,760 bund., als : bebouwde gronden 204,369; groote
en andere wegen , straten, pleinen, wallen, wandelingen enz. 3155 ; wa-
teren, riviereu , beken , meren , grachten, vijvers, moerassen enz.
5402; beide , zee- en rivierstranden , duinen , riet-, geest- en bieslanden,