OMMEL , O b e l of O m m e l e n , d. in de IUeijerij van ’s Hertogenbosch
kw. Peelland, prov. Noord-Brdband, Derde distr., arr. en 4 u. 0.
ten Z. van Eindhoven, kant., gem. en § u. N. van Asten. Men telt
er 33 k. en ruim 280 inw., die meest in den landbouw hun bestaan
vinden.
De inw., die er allen R. K. zijn en tot de par. van Asten behoo-
ren , bebben hier eene kapel, vermaard door een wonderdoend Lieve
Vrouwebeeld, dat vele bedevaartgangers derwaarts lokt. Deze kapel
was gesticht door eenen koopman J an v an H a v en , die, op zee door
eenen vliegenden Storni beloopen , eene gelofte deed , om , indien bij
behonden werd, eene kapel ter eere van Onze Lieve Vrouw te doeti
bouwcn; daar nu de storm eindelijk bedaarde, deed hij, na zijne
behonden tehuiskomst, zijn woord gestand door het stichten van deze
kapel. Te voren was dit wonderdoende beeid geplaatst geweest on-
der eene groote linde, die tusschcn Asten en O m m e l aan den weg
Staat, en , om die reden , door het volk als een gewijde boom beschouwd
wordt. Erheeft hier ook een vrouwenklooster gestaan , dat , naar zijne
slichtercs M a r ia J o o s t en v an G o o r , Marie ns cho o t genoemd wordt.
Zie dat woord.
De dorpschool wordt gemiddeld door een getal van 260 leerlingen
bezocht. — De kermis valt in den laatsten Zondag in September.
ÖMMELANDEN, in het Lat. T r a c t u s A d ja c e n s , voorheeu het tweede
lid van Staat der prov. Stad-en-Lande; palende N. aan de Noordzee,
0 . aan de Eems, Z. 0 . aan het Oldambt, Z. aan het Gooregt, aan
de stadstafel van Groningen en aan Drenthe, W. aan Friesland en de
Lauwerzee.
De Omihelanden werden verdceld in Hu n s in g o , Five lgo en het
We s t e rkwa r t i e r . In onde tijden kende men in de Ömmelanden
all een vrije Friesche landschappen, als: Vr ed ewo ld , Langewold,
Hums t e r la n d , Middagt en, de Marne en anderen, die onaf-
hankelijk van elkander en zelfstandig waren. Na de Reductie was deze
belangrijke landstreek in de voornoemde drie kwartieren verdeeld, en
ieder kwarlier weder in drie onderkwartieren. Zoo had Hunsingo:
Marns te rdeel , Ha l f -Ams t e rde e l cn 0 o s t er-A m s t e r d eel;
F'ivelgo had : het Wo ld de e l , ’t Ho oge land en Oos t er deel , en het
Westerkwartier had : 0 os t -La n ge wolds t e r d e e l , Yredewold-
s t e rde e l en Middags t e rde e l . De Ommelanders hadden , volgens
het tractaat van Reductie van 1394 , wel geene afzonderlijke Staten, van
die der geheele provincie onderscheiden, maar wel Gecommitteerden,
die genoemd werden: Gecommitteerde Raden der Ömmelanden tusschen
de Eems en de Lauwers. Van deze waren er negen , drie uit clk
kwartier, benevens edn Syndicus , een Rentmeester , een Secretaris,
die te gelijk Fiskaal was, en een Klerk. Zij werden, na 1748, door
den Prins-Erfstadhouder aangesteld. Aan hünne bestiering waren toe-
vertrouwd de zaken, die de Ömmelanden in het bijzonder aangingen,
voornamelijk het finantiewezen betreffende. De regeringswijze dezer
Ömmelanden had vele bijzonderheden: Zij had wel eenige gelijkheid met
die in de grietenijen van Fricsland , maar was toch, in de meeste om-
standigheden, daarvan zeer verschillende. Daarbij was zij, voor die bui-
len de provincie woonden, bezwaarlijk na te gaan , te meer, dewijl zij
door den tijd aanmerkelijke verandering ondergaan had, voornaine-
lijk sedert het Stadhouderschap van Prins W illem IV, die , in 1749,
cen nieuw rcglement op dezcn regeringsvorm had ingevoerd, waardoor
de misbruiken , die langzamerhand in de regering waren ingcslopen,
zeer veel verholpen waren. De hoogsle rnagt der Regering in deze
Ö m m e la n d e n (in welke eerlijds de Abten, Proosten of Dekens en andere
Oversten der Roomsch-Katholijke Geestelijkhcid een voornaam deel hadden)
berustte bij Jonkeren en Hovelingen, Eigenerfden en Volmagteo.
De eerstgenoemden waren bezitters van vrije erfgronden of van eene,
meest uit erfgronden af komstige , heerlijkhcid, in welke zij, behalve
wat het slaatsbestuur betreff, ook in het civiele, criminele en zelfs
in het kerkelijk bestuur, alle gezag oefenderi. Hierbij heeft men aan
te merken, dal deze Heeren, alhoewel zij, ten aanzien hunner ge-
boorte, veeltijds Edelliedcn waren, nogtans wegens den adelstand geen
regt tot ’s lands regering hadden, zoo als in Gelderland Holland,
Utrecht cn Overijssel, maar alleen wegens hunne voorschreven erfgronden
en de daaraan gehechte heerlijke regten , zoodat men, om
juist te spreken., moest zeggen, dat de geheele Regering bestond uit
Eigenerfden en Volmagten , want het dragen van- den titel van Jon-
ler of van Hoveling gaf geen het minste regt tot de regering.
Te dezen opzigle stonden zij derhalve gelijk met de eigenerfden ,
die doorgaans geene Edellieden waren, want al wie tot de regering
der Ömmelanden mögt worden toegelaten , hetzij edel of onedel, moest
in de Ömmelanden eenen eigen grond bezitten , voor het minst van
dertig jukken of grazen lands (nagenoeg 13 buncL), waardig duizend
Emder guldens, die met elf honderd vijf en twintig van onze te-
genwoordige of Nederlandsche guldens gelijk waren, waarop een liuis
stond, gevende aan jaarlijksche schatting acht guldens. Deze Eigenerfden
waren allen geregtigd om ten landsdage te verschijnen. De van
tijd tot tijd nader gemaakte hepalingen nopens den aard, de waarde
en de ligging hunner goederen, en nopens hunne persoonlijke ver-
eischten verdunden steeds meer hun getal, waardoor er ook met
der tijd minder Eigenerfden en meer Volmagten op de vergaderingen
versehenen , want in elk kerspel , waarin zulke Eigenerfden of Land-
bezitters niet gevonden. werden, hadden diegenen, die dertig grazen,
beklemd of onbeklemd , land in gebruik bezaten , bet regt om voor
den tijd van twee jaren, op kosten van het kerspel, een of twee
hieronder te magtigen , om in de Ommelander vergadering des ker-
spels stem uit te brengen , hebbende nogtans elk kerspel slechts eene
stem. De Gemagtigden moesten zelve ook in hun kerspel ten minste
twaalf grazen , naderhand verhoogd tot dertig grazen , beklemd of onbeklemd
, land in gebruik hebben; ook moest hunne volmagt aan de
beoordeeling en beslissing der Monsterheeren worden onderworpen. Rij
een besluit van de Ommelander Staten , van den 14 Mei 1373 , was reeds
bepaald, dat ieder kerspel twee volmagten op den landsdag zou hebben.
Onder de misbruiken, die de oude regeringsgesteldheid in de
Ömmelanden eeuwen lang verbasterd hadden, was mede, dat men
zieh, door aankoop, wist meester te maken van heerlijkheden en ge-
regtigdheden, zonder de landen, waaraan zij gehecht waren, mede
te koopen, o f , zoo men die zamen in eigendom mögt bezitten, alsdan
de landen er weder van te verkoopen, en het heerlijke regt, alhoewel
een jus fundo inhaerens, van de grondbezitting, waarmede het van
ouds altijd onafscheidelijk verbonden was geweest, af te scheiden. Dit
misbruik werd, ingevolge art. 18 van het Reglement Reformatoir,
voor het toekomende afgeschaft, met bepaling echter, dat allen, die
zoodanige geregtigheden, zonder erfgronden , reeds sedert vele jaren
verkregen en bezeten hadden , ze konden behouden, mits bij de hooge
Justiliekamer wordende geregistreerd. Niemand kon in het algemeen