dorpen groote aanwinst in land. Die nieuwe landerijen waren echlcr
onbrnikbaar, zoo zij niet door vaste dijken tegen de hooge vloeden
beveiligd werden. Deze bcdijking was voor de nieeste landzaten
wegens de kostbaarheidonuitvoerbaar, waarom men zieh meermalen
tot de rijkc en vermögende kloosters wendde en daaraan de nieuwe
landen opdroeg, alzoo de kloosters de kosten der bedijking gemak-
kelijk konden dragen, en zulks ook gaarne wilden doen , dewijl zij
daardoor in het bezit van uitgestrekte landerijen kwamen. De inge-
zetenen van Mantgum begaven zieh tot den Abt van Bloemkamp , en droe-
gen hem de nieuwe landen op, welke de opgeslijkte Middelzee had
geschonken. De Abt bekwam daardoor te Mantgum geheele streken
lands, welke al spoedig bedijkt werden, terwijl hij rnede de bouwinp
eener kerk aldaar, in of omtrent het jaar 1205, bevorderde.
In 1253 werd door zekeren U baldus , in.de nabijheid van Sneek
een nonnenklooster gesticht, waaraan hij den naam van Aul a B ei
(Gods Hof) gaf; doch daar dit klooster meer bekend bleef onder
den naam van Ni j ekloos t e r , werd B loemkamp vervolgens algemeen
met den naam van Oldeklooster benoemd. In de eerste anderhalve
eeuw van zijn bestaan schijnt O l d e k l o o s t e r steeds in magtj aanzien
en welvaart te zijn toegenomen , terwijl de Monniken nog niet dien
trap van zedeloosheid en onkunde hadden bereikt, die later zulke
treurige verschijnselen opleverde.
Na het uitbreken der bekende twisten tusschen de Scbieringers en Vet-
koopers, die zoo lang in Friesland gewoed en zoo veel bloed en welvaart
gekost hebben, nam ook Oldeklooster , dat zieh bij de eerste partij
voegde, Veelal een werkzaam aandeel in die geschillen , beroerten' en
oorlogen. Niet slechts mengden de Monniken zieh in de twisten der
Edelen, maar bevochten vaak kloosters en abdijen. Vooral vierden
zij hunne zucht naar oorlog en verwoesting den ruimen teugel, nadat,
in 1 3 4 1 , tot twaalfden Abt was aangesteld zekere Meikolfos , die zeer
oorlogszuchtig was, en liever zijne Monniken in den wapenhandel, dan in
de godsdienst oefende. Zoo waagden de Monniken van Oldeklooster, in
1 3 4 7 , eenen aanslag tegen de abdij te Pingjum (Vinea Domini), met
oogmerk om die in te nemen; doch de wakkere verdediging van
Wibrandus Wobbinc.a, Proost aldaar, deed hen , bij al hunne meer-
derheid en sterkte, het boofd stooten, zoodat zij met schaamte mocs-
ten afdruipen.
In de kerk te Oldeklooster werd in 1345 begraven het lijk van
W illem IV , Graaf van Holland, die in eenen veldslag bij Stavoren
gesneuveld was , hoewel A lbrecht v a n B eijeren , in 1396 , het gebeente
weder liet opgraven en naar Braband vervoeren.
R enicus Camga, die in 1 3 7 7 Abt van Oldeklooster, werd, was mede
een zeer oorlogzuchtig man , en leefde in gedurige vijandschap met de
Monniken van Ludingakerk , die, tot de Vetkoopers-partij behoorende,
zijne gestadige vijanden waren. In eenen veldslag tusschen de Monniken
van Ludingakerk en Oldeklooster , den 4 Julij 1 3 8 0 , nabij Arum
voorgevallen, sneuvelden meer dan 1 5 0 van beide partijen , welke
hierop onverzoend sebeidden , en slecbts wachtteden op nieuwe gele-
genheid om zieh te wreken. Inmiddels nam het klooster zeer af io
bevolking en inkomsten , dewijl het losbandig gedrag der kloosterlin-
gen en hunne oorlogszucht en wreedbeid de godsdienst hoe langer hoe
meer veraebtelijk maakten bij de genen, die te voren diepen eerbied
gevoelden voor het kloosterleven. Vele landzaten en uithoven onttrokken
zieh aan Oldeklooster , hetwelk daardoor niet weinig leed. De zevenjarig®
repering van den Abt Meinardüs , die op eene reis naar Zienkzee over-
lecd verbeterde de tucht des kloosters zeer weinig: want bij gelegenhcid
dat een volgende Abt, D odo of D oede F eitama, benevens den Abt van
Ludingakerk van bunne kloosters afwezig waren , ten einde de partijschap-
pen te belpen bijleggen , namen de Monniken van Oldeklooster hunne
kans waar om Ludingakerk te bestoken en , zoo mogelijk, daarop eene
overwinning te behalen. Zij trokken alzoo gewapend naar Ludingakerk ,
waar zij dra de poort bemeesterden en, naar bet zieh liet aanzien, zou
het geheel kontent al spoedig in hunne magt zijn geweest; doch alzoo
er zonder hun weten , onderscheidene Edelen in Ludingakerk bijeen
waren, om zeker onderling verdrag te maken, was Ludingakerk aldra
in Staat van tegenweer, en bood die van Oldeklooster moedig het hoofd.
Sipke Nijenhuis, Heerscbap te Wynaldum, was een der ijverigste ver-
dedigers van Ludingakerk, doch sneuvelde reeds bij het begin van
het gevccht. De Oldekloostersche Monniken moesten intusschen het
hazenpad kiezen, en werden door die van Ludingakerk tot aan Arum
vervolgd. Bij dit dorp, welligt omdat zieh de vlugtende Monniken
hier veilig achtten , hielden zij st il, en sloegen nog tien van hunne
vervolgers dood, terwijl de Edelen S icke Gratinga en Gale H ania zwaar
gewond naar Ludingakerk terug gevoerd werden. Oldeklooster had
bij dit bedrijf 39 Monniken verloren, en tevens de wraak van Ludingakerk
op nieuw opgewekt. De beide gewonde Edelen genezen zijnde,
zonden 50 Sterke en wel gewapende Monniken uit Ludingakerk naar
Oldeklooster om het te overroropelen. Deze aanslag had plaats den
2 November 1420, doch mislukte; zij moesten zieh ditmaal verge-
noegen met het verbranden vpn eenige huizen en de poort, terwijl zij
twee Monniken gevangen met zieh naar Ludingakerk voerden , welke
zij aldaar doodsloegen en aan eenen boom ophingen,
Dodo F eitama, toenmaals Abt van Oldeklooster, was in acht en
twintig jarigen ouderdom tot die waardigheid verheven. Hij werd wel
is waar geroemd als een man van geleerdheid en goeden smaak, doch
zijne pogingen om de orde en tucht in het klooster te herstellen , liepen —
vruchteloos af. Ook was de Abt zelf geenszins vrij van wraakzu'cht:
want toen eenige Bolswarders eenen Monnik hadden doodgeslagen , liet
hij toe, dat de Monniken zieh, door het ombrengen van dertien burgers,
op de Bolswarders wreekten. Eenepoging, kort daarna door de burgers
van Boisward gedaan , om Oldeklooster in te nemen , liep vruchteloos
af. De Abt F eitama deed anders veel om zijn klooster den vorigen
bloei weder te doen hernemen, want om de groote schulden , door het
losbandig gedrag der Monniken veroorzaakt, te betalen, verkocht hij
zelfs zijne eigene landen te Wommels, maar de kloosterlingen waren
te zeer aan een leugelloos leven gewoon, dan dat er eene spoedige
verbetering in de gesteldheid des kloosters te hopen scheer.. Ü lbodus
Tiesstra , die, in 1444 Abt van Oldeklooster werd, was bij de gees-
telijkheid in het algemeen bemind, en werd wegens zijne godsvrucht
en wijze zachtmoedigheid geprezen. Zijne regering was echter te kort,
om belangrijke verbeteringen voor het klooster daar te stellen.
De zware watervloed , die, na eenen zeer droogen zomer , in November
1464, een groot deel van Friesland onder water zette, deed mede
groot nadeel aan de landen van Oldeklooster. Ook werd de groote put
of vijver, binnen in het klooster, door het zeewaler geheel bedorven,
zoodat men groot gebrek aan water, zoo wel tot huishoudelijk gebruik ,
als tot bierbrouwen , ondervond. Om naderhand dusdanige onbcilen te
v oorkornen , liet de Abt Matthias P oortvliet , in het volgende voorjaar,