eskadron Kozakken cn een geschuttrein met acht stukken , alien onder het
opperbevel van den Kolonel Adjudant Generaal tan sen B osch , snelden
derwaarts. Alle toegangen naar de vesting , zoo menigvuldig in getal,
werden bezet. Weesp en Maiden vooral ontvingen een garnizoen van
onderscheidene compagnien met de noodige Artilleristen. Herhaalde uit—
vallen met eene talrijke manschap, zoo tot rerkennig als tot bekoming
van nieuwcn voorraad, gaven doorgaans aanleiding tot geduehten
strijd , waarbij de Franschen veelal, na bun doel bereikt te hebben,
terugtrokken. Als een bewijs hoe aanzienlijk de middelen van verde-
diging waren , haalt B osscha in zijne Geschiedenis der Omwenteling (Amsterdam
1817) aan,” dat, niettegenstaande er dagelijks uit meer dan
ISO vuurmonden geschoten werd , er nogtans na het beleg eene groote
voorraad krnid en lood werd gevonden, hoewel er nit Naarden, gedn-
rende het beleg : 8471 kogels, 2318 bommen en granaten en 304 zoo-
genaamde blikkcn doozen geschoten zijn, terwijl het getal scherpe pa-
tronen, aan de Soldaten der bezetting uitgedeeld , 162,700 bedra-
gen heeft.
Deze stad had intusschen door het langdurige beleg veel geleden. Na-
dat men de stad gebrekkig gecerneerd had, wierp men er , van tijd .
tot tijd , bommen in , welke de bezetting weinig kinderden, doch de
inwoners zeer benadeelden in hunne goederen en waardoor er velen
zelfs het leven verloren. In den beginne van April echter, nadat de
tyding van den Parijsschen wapenstilstand reeds in Amsterdam bekend
was, heeft. men de siad twee nachten achter elkander zwaar beschoten ,
waarbij deze vesting, zonder eenig nut, veel heeft geleden, hetwelk
nimmer vergoed is , en waaraan zij hare tegenwoordige vermindering nog
grootendeels te danken heeft. Het opperbevel daarbinnen was opgedragcn
aan een bejaard en zwak man, de Generaal Q ubtard , wiens plaats
doorgaans vervangen werd door den Kolonel F alea, eenen echten
leerling uit de school van N apoleon, aan wiens strenge en on regt-
vaardige maatregelen is toe te schrijven, dat de bezetting van N aar-
des , zoo vele maanden lang de plaag der ¡ngezetenen en de geessel
van den geheelen omtrek is geweest. Men had in November 1813
wel eenen grooten voorraad levensmiddelen, berekend om drie dui-
zend man zes maanden te knnnen onderhouden, uit Amsterdam
en Utrecht aangevoerd, doch daarvan was naauwelijks de helft binnen
gekomen. Dit gemis werd door de uitvallen in het begin des
belegs wel eenigzins vergoed, doch reeds in December was de voorraad
levensmiddelen in de stad opgenomen en zij , die zieh voor geen
zes maanden voorzien konden, gelast de stad te verlaten , hetwelk echter
slechts door weinigen, in den uiterste nood geschiedde. Maar toen
in het voorjaar van 1814 de duurte en het gebrek steeds toenamen, zoo-
dat zelfs de bezetting zieh met paardenvleesch en de burgerij zieh ge-
qoegzaam alleen met aardappelen en roggebrood moest behelpen , werd
het bevel tot vertrek aan de minvermogenden met grooter gestreng-
heid herhaald , en toen ook dit niet kon baten en de Maire standvas-
tig weigerde de burgerij hiertoe te dwingen, w'erden op den 10 April
twee honderd dier ongelukkigen met geweld uitgedreven. De. krijgs-
kas, waarvan het beloop op honderd duizend gulden werd geschat,
bleek spoedig ontoereikende te zijn om de betaling der soldij van het
krijgsvolk en de noodige uitgaven te bestrijden , zoo dat de Hoofd-Of-
ficieren reeds in Januarij , en de andere in February , voor de helft in
papier werden betaald. Het uitschrijven van belastingen was hiervan een
noodwendig gevolg. Reeds in December 1813 was eene maandelijkschc
epbrengst van niet minder dan vijf duizend franken gevorderd. Be-
halve die buitengewone heffing, wefden alle de lands- en stadsbelastin-
gen voor het loopende jaar met de mecste gestrengheid ingevorderd.
Ondanks alle deze gewelddadige maatregelen nam het gebrek in de vesting
hand over hand toe , zoodat men van eenen geduehten uitval met
zes of zeven honderd man begon te spreken, waartoe eene ruiterbende
van de nog overgeblevcn paarden werd opgerigt; doch eer dit voorne-
men ten uitvoer gebragt was, sloeg het uur van Naardens verlossing.
Reeds in het begin van February waren herbaalde malen des nachts onge-
vulde granaten in de stad geworpen, waarin günstige beriglen gestoken
waren van de vorderingen, door de Bondgenooten gemaakt, ten einde
de burgers' met hoop op nabij zijnde redding te verblijden en de bezetting
door vrees tot de overgave te bewegen, en ofschoon de doodstraf ,ge-
steld was op degenen , die ze aohterhielden of openden , liet niemand
zieh daardoor afschrikken , om aan zijne nieuwsgierigjheid te voldoen.
Nadat alle pogihgen tot onderhandelen , die- sedert het begin van December
menigvuldige malen beproefd waren , verachtelijk en smadelijk waren
afgewezen cn zelfs aan den Franschen Generaal R o s to la n d , die in April
de bevestiging van de reeds bekend gemaakte gebeurtenissen kwam bren-
gen , gehoor was geweigerd , werd eindelijk den 3 Mei de Officier, die
zieh als . gelastigde van Koning L o d ew ijk XVIII- kwäm aanmelden ,
binnen gelaten, en weldra trad de Kolonel F a lb a , benevens de Neder-
landsche Kapitein der genie Va l t e r , met den Generaal K r a ije n h o fe in
onderhandeling tot öntruiming der vesting , welke den 12 Mei plaats had.
Het wapen van N aarden bestaat in een veld van goud met eenen dub-
belen arend van sabel (zwart).
NAARDEN (BINNENGEDIJKTE-POLDER-VAN-), pold. in Gooiland,
prov. Noord-Holland, arr. Amsterdam, kant. en gem. Naarden;
palende N. aan de Maatlanden , 0 . aan de stad Naarden , Z. aan den
Keverdijksche-polder, W. aan den Straatweg.
Deze pold. beslaat, volgens het kadaster , eene oppervlakte van
163 bund. 63 v. r. 81 v. ell., alles schotbaar land; telt 4 h., alle
boerderijen , en wordt door eenen molen , op de Noordervaart, van het
overtollige water ontlast. Het polderbestuur bestaat uit twee Polder-
meesters.
NAARDEN (OUD-), voorm. st. in Gooiland, prov. Noord-Holland,
arr. en 4 | u. Z. O. van Amsterdam , kant., gem. en | u. N. O. van het tegenwoordige
Naarden, en dus veel digter aan de Zuiderzee gelegen , waar*-
door zij in later tijd, wel ter wijdte van twee honderd roeden, is over-
stelpt geworden. De puinhoopen en in het bijzonder die van de kerk
zijn naderhand nog menigmaal gezien. Van dit O ud-N aarden bleef alleen
een klooster van Regulieren overig, waarvan tegenwoordig mede
weinig te vinden is. Later stond hier een geh, en eene aanzienlijke
lustplaats; thans bestaat er nog slechts eene boerderij.
Volgens H ortensios , wiens verhaal hier omtrent enkel op het zeggen
der inwoners schijnt te rusten , zou deze oude stad door Otto I ge-
bouwd zijn , en het is zeer waarschijnlyk, dat zij , als de hoofdplaats van
Naardingerland, mede is begrepen geweest odder de gift van Wicn-
man , Graaf van Zutphen , aan het klooster te Elten , cn door de
overdragt der Abdisse Godelinda aan F loris V, Graaf van Holland,
vecvolgens een eigendom van de grafelijkheid van Holland geworden
is , zoodat Oud-N aarden reeds voor het midden der tiende eeuw kan
bekend geweest zijn. Men vindt er van gewag gemaakt in het jaar
1233, in eenen brief van Gijsbrecht van A mstel, aan de Abdisse van