Rijnsburg, gedagteekend te Naarden , den 10 Februarlj van dal jaar', en>
zekerlijk zijn hetde burgers van Opd-Naarden geweest,, die in het jaar
1296 , den gemelden Graaf Flobis, uil banden "van- G e r r it van V e lz e n
en zijne medepligtigen , poogden te redden , en die hem omgebragt of
ziellogende vonden. Voor bet naast stelt men dat dit Naarden in het
1B80 door de Hoekschen verwoest is.
NAARDER-ENG, streek bouwland in Gooiland, prov. Noord-Holland,
gem. en W. van de stad Naarden. Zij beslaat eene oppervlakte
van 209 bund.
NAARDER-MEER (HET), voorm. meer in Weespercarspel, prov.
IVoord-Holland, | u. W. van Naarden , u. 0 . vau Weesp.
ln o! omtrent het jaar 1628, heeft men getrachl, dit meer te
bedijken en droog te maken, doch inen bevond de natuur van den
grond onbekwaam , om eenige ■ vastigheid te krijgen , beslemd om de
opwelling en waterzijpering te weren , zoodat de Ridder H ooft , in het begin
nder zeventiende ceuw ,■ reeds beducht was, dat de ondcrneming
wel immer zoude gelukkcn , en de ondervinding leert, dat de onkosten,
destijds aangewend, te vergeefs zijn geweest. Na dit mislukken , hebben de
Hoofdingelanden , Dijkgraaf en Hecmraden van dit meer hier eenige
eendekooijen aangelegd , en werd op hun verzoek , in 1645 , door bet
Hof van Holland een verbod uitgevaardigd , om binnen den ring van het
N aarderheer te schielen of eenig gerueht te maken, binnen de vijf-
honderd roeden van deze eendekooijen, ook werd het visschen met
hengelroeden in het meer verboden en alleen in de ringsioot toege-
staan. De visscherij daarin werd , volgens besluit van Gecommitteerde
Raden van 24 October 1637, vrij en onbelast van vcrponding ge-
steld voor hen , die het octrooi van bedijking hadden.
Dil meer is echter later gedeeltelijk bedijkt en maakt alzoo ten deele
eenen polder uit, welke tot het arr. Amsterdam, gedeeltelijk kant. en
gem. Naarden, gedeeltelijk knot, en gem. Weesp , behoort en N. door
den Keverdijksche polder , Z. door den Hilversumsche-polder, Z. W.
door den Spijke-Nessen-polder begrensd wordt.
Deze pold. beslaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte vaa
624 band., terwijl het geheele meer 831 bund. 88 v. r. groot is.
De pold. wordt door eenen moien , van het overtollige water onllast.
Het zomerpeil is 1,3893 ell. onder A. P.
NAARDER-VAART (DE), vaart in Gooiland , prov. Noord-Holland,
in eene noordwestelijke strekking van Naarden naar Muiden loopende,
zijnde eene verlenging van de Muidervaart.
Deze vaart is , kraehtens octrooi van 23 October 1640, gegraven.
Daarover liggcn driebruggen, als een onder de wallen van Naarden;
de Hakkelaars-brug, op de hoogte van Muiderberg, en eene voor de
poort van Muiden.
NAARDINGERLAND , oude naam van het Gooi, prov. Noord-Holland.
Zie Gooi (Het).
NAASTE-BEST , geh. in de Meijerij van 's Hertogenbosch, kw.
Kempenland, pro v. Noord-Braband, arr. en 2 u. N. van Eindhoven ,
kant., distr. en 1J u. 0 . van Oirschot, gem. en £ u. 0 . van Best; met
70 h. en 480 inw.
NA AUW A ALE of N aaew-W aale , naam, welken men, volgenssom
inigen , vroeger aan de riv. de IJ ssel , die de prov. Gelderland en Over-
ijssel doorstroomt, gegeven heeft. Zie IJ ssel (D e).
NAAUW-DEEL (HET), w a t c r l j e , p r o v . Friesland, kw. Oostergoo,
g r ic t. ldaarderadeel. Zie D eel (Naaew-)
N A A.
N A A UW -D E E L (H E T ) , water, ,prov. Friesland, kw. Zevenwoude,
irriet. Utinaeradeel. Zie D eel (H ensueister- ) . ,
N A A UW E R N A j N aaewerdina , o f N aberna, b . in h e t b a lj. v a n ,
s S S S m m liik kant. en 2 u. Z. 0S. »v a“n BI 1c ve’r•w itj1.-k , ge™m. en j u. Z. O. v™an
Assendelft, gedeeltelijk kant. en 1 u. W . van Zaandam, gem. en
3 u Z W. van Westzaan, aan liet weslelijkste gedeellc van
IJ ' bijkans regt tegen over h e t Huis-te-Zwanenburg op halfwege
tusschen Haarlem en Amsterdam ; met 24 b- cnomstreeks 200 in w.,
waaronder 22 b. en omstreeks 180 inw., onder Assendelft en 2 h. en
een twintiglal inw. onder Westzaan. Het gedeelte, dat onder Assendelft
ligt , wordt weleens Oil d -N aan w era a , en dat onder Westaan,
R le in -N a a uw e rn a genoemd. .
Te dezer plaatse ligt eene slnis de Naau w e r n a s c l i e - s lu i s , geheeten.
Zie hieronder. , ... „
Behalve deze schutsluis heeft men er nog eenen zwaren duiker, om
het water van de vaart in het IJ , uit of ook , in den zomertijd uit
het IJ in te laten. Door dit inlaten komt er met zelden lJbot in ,
die in dit binnenwater een nitstekend tekkeren' smaak krijgt. Men vang
die bot somwijlen tot in de Langemeer. De sluis en duiker te N a a ew e r r a
werden bij het bedijken van de Schermer-meer, gemaakt ter ontlasting
van het water dat uit de Schermer-meer in den. gemeenen boezem van
Noord-Holland gemalen werd, en blijft ook deswege met het onderhoud
van deze bedijking belast , g e l i j k o o k d e Ooslerdijk.van de geheele vaart
die derwaarts henen vloeit, nevens het gedeejte dat tot Krommeme behoort:
terwijl de heerlijkheid van Assendelft, doorafkoop, het gedeelte
van den vaartdijk , dat onder haar gebied komt, zelve onderhouden moet.
Er is in deze huurt eene school. _ _
N A A UW E R N A . (KLEIN-), b. in het balj. van Blots, prov. floord-
Holland, arr., en 2f u. N. 0 . van Haarlem, kant. en 1 u. W. van
'Zaandam, gem. en % u. Z. W . van Westzaan; met 2 h. en ongeveer
20 inw., het oostelijke gedeelte van de b. Naauwerna uitmakende.
NAAUWERNA (OUD-), b. in het balj. van Blots , prov. Noord-
Holland, arr., en M u- 0 . van Haarlem , kant. en 2 u. L. ü . van
BeverwiIk , gem. en 5 u. Z. 0 . van Assendelft; met 22 . en onge
veer 180 inw., het westelijke gedeelte van de buurt Naauwerna uitmakende.
. .
N A A UW E R N A SC H E -S L U IS (D E ) , s lu is in h e t b a lj. v a n blois,
p ro v . Noord-Holland, tu s s ch en de W e s t z a n e r - en A s s e n d e lv e r -Z e e d y k ,
| u. Z. 0 . v an Assendelft., | u. Z. W . v a n Westzaan, m d e b .
Naauwerna.
Door deze sluis worden de schepen, welke naar Krommeme en
andere.Nöordhollandsehc plaatsen moeten en om den wind of andere re-
denen den Zaan-slroom mijden, geschut in een vaarwater, de Naauwernasch^
vaart genoemd. i
Bij den storm en hoogen vloed van 18 November 1773, was deze
sluis, benevens het daartoe behoorende muurwerk, in gevaar van te
bezwijkenj terwijl het water reeds omtrent een voet over de buitendeuren
been liep, zoo dat een groot gedeelte van het land onder water gezet,
en ongelooflijke schade zoude hebben kunnen veroorzaken , waardoor
vele menschen en beesten jammerlijk zouden hebben moeten orakomen ,
zonder dat iemand een middel wist uit te denken om dit gevaar a i t e
weren, of moeds genoeg had om zieh op de sluis te wagen. Hier
kwam nog bij , dat de sluiswachler weinig tijds te voren overleden was ,