642 O T T .
liaar van de gern. Oud- en Nieuw-Goudriaan schcidl, Z. aan Peur-
suni en aan de gem. Giessendam en Giessen-Oudkerk , van welke
laatste zij door den boezem gescheideri i s , W . aan Neder-Blokland,
waarvan de boezem haar mede scheidt.
Deze gem. vormt dus als het wäre een schiereiland, als zijnde nage-
noeg rondom besloten in den boezem van den Overwaard, uitgenomen
aan de zuidzijde , alwaar zij met de oostelijke helft onmiddellijk aan
de gem. Peursum paalt. Zij bestaat uit den polder O t t o l a n d ; bevat
het d. v a n dien n a am , benevens eenige verspreid liggende h. enbeslaat,
volgens het k ad a ste r, eene oppervlakle van 808 bund. 88 v. r. 77
v. eil., waaronder 806 bund. 64 v. r. 90 v. eil. belastbaar land. Men
te lt er 43 k ., bewoond door 89 huisgez. uitmakende eene bevolking
van 300 inw., die meest in de veeteelt, het boter- en kaasmaken
en den hennipbouw hun bestaan vinden. Men heeft er eenen koren-
molen en een timmermanswinkel en werf, waar ook molenraden en
andere molenwerken, alsmede zoogenaamde schouwen, zijnde kleine
vaartuigen voor de landlieden, gemaakt worden.
De inw., die er allen Herv. z ijn , bebooren tot de gem. van Ottoland-
en-Neder-Blokland, welke in deze burgerlijke gern; eene kerk heeft. —
Men heeft er mede eene school, welke gemiddeld door een getal van
68 leerlingen bezocht wordt.
Deze gem. is eene heerl. welke aan het domein behoort.
Het d. O t t o l a n d , O t t e r l a n d of O t t e l a n d , ligt 2 u. N. W . van
Gormchem, 3 n. N. O. van Sliedrecht, en bestaat uit eenige verspreid
liggende huizen, zoodat er eigenlijk geen kom van het d. bestaat.
De k e rk , welke hier voor het ja a r 1734 stond , was zoo bouwvallig,
dat men haar geheel moest vernieuwen , gelijk toen gcschied is. Zij
pronkt met een achtkant koepeltorentje, waaruit een lantaren hooger
o p rijst, doch heeft geen orgel. Deze kerk wordt, even als de toren,
de begraafplaats, het schoolgebouw en de onderwijzerswoning, gemeen-
schappelijk, voor twee derden door O t t o l a n d en voor een detde door
L a a g - B l o k l a n d , onderhouden.
De scbool is in 1836 nieuw gebouwd en aanmerkelijk vergroot.
De kermis valt in den laatsten Zaturdag in September, doch is van
zeer weinig beteekenis.
OTTOLAND (POLDER-VAN-), pold. in den Alblasserwaard, prov.
Zuid-Holland, arr. Gorinehem, kant. Sliedrecht, gem. Ottoland; palende
N. aan Achterland, 0 . aan Smoutjes-vliet, die hem van Nieuw-
Goudriaan scheidt , Z. aan den Polder-van-Peursum en den Polder-
van-Giessen-Bovenkerk, W. aan Neder-Blokland.
Deze pold. beslaat, volgens het k adaster, eene oppervlakte van
806 bund. 38 v. r . 77 v. eil., waaronder 484 bund. 21 v. r. 44 v. eil.
schotbaar land, doch in het watergravengeld van den Overwaard, is
hij aangeslagen voor 812 bund. 36 v. r. 14 v. eil. Hij te lt 43 k.,
waaronder 30 boerderijen , en wordt door twee watermolens, op den
boezem, van het overtollige water onllast. Hij Staat onder het bestuur
van eenen Polderschout en vijf Heemraden, van welke e in tevens
Waardsman is. Voorts is er een Secretaris en een Gaardermeester.
OTTOLAND-EN-NEDER-BLOKLAND, kerk. gem., prov. Zuid-
Holland, klass. van Dordrecht, ring, van Sliedrecht.
Men heeft er eene k e rk , te O t t o l a n d , en te lt er 440 zielen, onder
welke 160 Ledematen. Voor het ja a r 1610 was deze gem. gecombi-
neerd met Goudr iaan (zie dat woord), doch na den dood van G e r a e h «
H e n r i c i v a s M e g e n , voorgevallen in 1 6 0 9 , werd G o u d r i a a n daarvan
O T T . 643
afgescheiden, en bekwam O t t o l a n d - e n - N e d e r - B l o k l a n d tot Predikant
A n t i p a s v a n d e n B o b r e , die in het ja a r 1619 naar Berg-Ambacht vertrok.
Het beroep is eene koninklijke en eene particulière collatie, wordende
tweemalen door den Koning en de derde keer door den Heer van Laag-
Blokland een viertal gemaak t, waaruit de kerkeraad het beroep doet.
In bet ja a r 1686 behoorde de V u i l e n d a m , kerkelijk onder Otto-
land-en-Neder-Blokland, wanneer dit geh. echter daarvan afgescheiden
en tot Brandwijlc-en-Gijbeland, waartoe het thans behoort, is over-
gegaan , vindt men niet opgeteekend.
ÜTTOLANDSCBE-BRUG (DE), twee bruggen in den Alblasserwaard,
prov. Zuid-Holland, van welke de eene ¿ u. N. 0 . van Ottoland,
over den Grootenboezem ligt.
Bij deze brug Staat de korenmolen van Ottoland. De andere ligt
ten Westen van het dorp, over den boezem van den Overwaard , en
dient om de gemeenschap tusschen Ottoland en Neder-Blokland daar
tc stellen.
OTTONIAANSCHE-GRACHT of O t t o - g r a c r t in het Lat. F o s s a - O t t o -
n i a n a , grift of g ra c h t, welke een der Roomsche Keizers O t t o , in de
tiende eeüw heeft doén graven, en die aanleiding tot allerlei sprookjes
gegeven heeft. Volgens sommigen zoude dit de tegenwoordige W e s t e r -
S c h e l d e of H o n t , tusschen Zeeuwsch-Vlaanderen en Walcheren, zijn,
welker naam men dan voorgeeft oorsprónkelijk geweest te zijn O t s - s o n d ,
verbasterd H o t s o n d , en bij verkorting H o n d . Even fraai is h e t, dat de
Wielingen den naam zouden dragen naar de Sluis met mielen, welke
door genoemden Keizer in die O t s - s o n d of W e s t e r - S c h e l d e gelegd werd,
doch in de veertiende eeuw zoude zijn weggeslagen. Doch wij willen zwij-
gen van die beuzelpraat en liever kortelijk opgeven wat er van is. De
Vlaamsche kronijken melden, dat Keizer O t t o eene graft heeft laten ver-
vaardigen tot grensscheiding van zijn rijk. Wâs dit na de twisten tu sschen
hem en A r n u l f in 9 4 6 , dan moet men dat graft graven met
M e t e r o s brengen tot 949. In het chron. S . Bavonis leest men evenwel
ad. a. 941 : » O t t o Imperator de Scaldi fossato an te pontem S t . J a -
» c o b i usque in mare extensum a nomine suo omnem pagum Ottingum
» vocavit, quo regni Erancorum e t imperii orientalium fines determi-
» navit.” (d. i. Keizer O t t o , van de Schelde, bij St. Jacobsbrug eene
gracht gegraven hebbende, noemde, naar zijnen n aam, het land O t -
t in g e n , waar hij de grenzen van het gebied der Franken en het Oos-
tersch Keizerrijk bepaalde.) Deze Pagus Ottingus omvatte dus de later
genoemde Fier Ambachten (zie dat ar t . ) , op welker zuidwestelijke grens
werkelijk het Cluservaardeken gevonden w o rd t, dat van Gent nagenoeg
Noord op to t Cluse (Cluyse) lo o p t, hetwelk eertijds aan den oever der
Sincfale lag en zijnen naam zal gehad hebben van eene sluis (écluse)
of andere afsluiting. Dit vaardeken zal dus de oude Fossa zijn geweest,
later voortgezet als ijitwatering of vaart to t bij Biervliet, waar de
sluizen in de veertiende eeuw werkelijk weggeslagen werden en de
B r a a kma n gevormd werd. Wij maken d it op u it de bepalingen
gemaakt bij den vrede van 1087, tusschen keizer H e n d r i k en Graaf
B o e d e w i j n , waarbij de laatste verkreeg, volgens d 'O c d e g h e r s t : » toute
» la terre qui est situé entre l ’Escault et la T en ré , ensemble le cha-
» stel de Gand avec tous le p a ïs , qui gist entre l'Escault et le Honte,
» despuis la fosse appellee Ottinghe jusques devant Anvers, y jo in -
»«ont les ysles de Zélande.” (d. i.: al het land, hetwelk is gelegen
tusschen de Schelde en de Deoder, benevens het kasteel van Gent ,
Met al het land, liggende tusschen de Schelde en de Honte, van de