Thans heeft men aan den D ollart, nog een dorp Ot e r d um. Zie
d a t woord.
OSTERHEM of O o s te re e is , voorm. boerenhofstede, onder het
kerspel van Holten of Honten, in bet Overkwartier der prov. Utrecht.
De tienden van deze hoeve, waarop weleer de kerk van S t. Maria
te Utrecht en de Graaf van bet Gooi voorgaven regt le hebben,
zijn de kerk toegewezen in het ja a r 1228 of liever 1226, waarvan de
giftbrief nog voorhanden is. In den blaffert van de goederen der kerk vau
U tre c h t, vindt men Oosterburg-hem , welke misschien de zelfde plaats is.
OSTERHOLT , d. in de Over-Retuwe, prov. Gelderland. Zie Oos-
TEBHOO T.
OSTIUM-AMASI, L a t. naam van den mond der Eems. Zie E em s .
OSTIUM-MOSAE, L a t. naam van den mond der Maas. Z ieHei.rh,
OST1UM-RHENI-MEDIUM, Latijnsche naam van den middelsten
mond des Rijns.
Van de drie- gaten van den Rijn heeft het middelste alleen geen
bijzonderen naam. Ptolemabos noemt het met de zelfde woorden het
Middelste-gat-van-den-Rim. Pomposius Mela z e g t: » de rivier naar de
» slinkerhandt, en tot daar ze zieh [ontlast, de Rhijn." Primus
noemt het den Rijn zelf tusschen- Helium en Flevum (het Vliegat) ,
en bij gevolg bet Meddelste-gat, betwelk zijnen naam behoudt. Taci-
tcs : » de Rijn hehoudende zijnen naam, tot dat ze in de Noordzee
» valt.” Andere schrijvers , die maar van een gat gewag maken,
hebben dit middelste met den naam van den Rijn alleen te kennen
gegeven, om d a t, gelijk men kan nagaan ,' de meeste sebepen daar-
door u it zee de rivier opkwamen , als zijnde het bekwaamste en gevoe-
gelijkste om den voorraad op te voeren naar zoo vcle sterkten en voor-
raadschuren , welke längs den linker-oever van dezen arm gebouwd waren.
W an t Ammianos Marceleinos getaigt zelf, dat men gewoon was, den
voorraad uit Brittannie herwaarts over le voeren. Insgelijks verhaalt
Zosimus , dat men gewoon was , het koren, dat uit Brittannie aange-
veerd was, met rivierschepen tegen stroom den Rijn op te- brengen.
Het Middelste-gat heeft iets verder in de Noordzee uitgeloopen, dan nu het
Mallegat, tusschen Katwijken Noordwijk, waar men dit zoo wijd beroemde
g a t , door de groote opgeworpen zandduinen geheel verstopt ziet , en zulks
reeds sedert vele eeuwen , want men leesl dat Keizer Fbedebik I reeds een
hulpmiddel tegen d it ongeval gezöcht h e e ft, hebbende een bevelschrift
laten uitgaan , om de kil van den Rijn open en seboon te maken,
ten einde deze rivier te vrijer mögt afschieten , hetwelk geschied is
in het elfde ja a r van zijne regering , dat is , in bet ja a r 1166 naar
de gemeene tijdrekening, zoo als men zulks bij Heda geboekt vindt.
De oorzaak van deze verstopping is duidelijk, namelijk, de menig-
vuldige afleidingen van de rivicr door de Wa a l , de gracht van Daüsus
thans de IJssel , den arm of de kil van Civilis, die naderhand de
Lek genoemd is , door de V e c b t, de Goude en nog zoo vele andere
jongere uitwateringen , en daarenboven door het leggen van dämmen
in de riv ie r, waardoor z ij, die vroeger eene feile stroom was, eerst
tr a a g , eene wijl daarna ilaauw en eindelijk geheel dood geworden is.
OSTREHTASSEM, een der acht renthoeven , die Heizer Arkolfhus
in het ja a r 889 geschonken heeft aan Graaf G e ro lf , liggende binnen
de grenzen van zyn graafschap. In den blaffert van de goederen van
de, kerk van Utrecht vindt men OstrataScheb en de naam wordt he-
dendaags nog bewaard in den Oost-Eskabp-poeder, J u. Z. van ’s Grauenhage,
OSWEILER of Ossweileb , d. in het balj. van Echternach, grooth.
Luxemburg, kw. en 3 u. N. van Grevenmacher, arr. en 5 | u. Ö. Z . 0. van
Diekirch, kant. en 1J u. Z. 0 . van Echternach, gem., en U u. Z. W. van
Rosport, aan een b e ek , die door het Alferdal ; nabij Echternach in
de Sure valt. ,
De inw., die hier ruim 600 in getal en allen R. K. zijn , maken
eene par. u i t , welke to t het vic. apost. van Luxemburg, dek. van
Echternach, beh o o rt, en door eenen Pastoor bediend wordt.
Osweiler is eene der oudste dorpen uit dit deel des lands. le n lyde
der Fränkische heerschappij komt het onder den naam Oxenvillabe in
de oorkonden en geschriften voor. _
OTERDUM of Oterdom , d. in Fivelgo, prov. Groningen, a rr., kant.
en 2 u. 0 . van Appingedam, gem. en 1£ u. Z. 0 . van D e tfz ijl, tusschen
Farmsum en Termunten. I ,
Men teil er in de kom van het d . 28 h. en ruim 170 inw., en
met de daartoe behoorende geh. N i j e n h u i s , de Wa r v e n en twee
boerderijen op den Z ome r d i j k , benevens een molenaarshuisje 45 h.
en ruim 260 inw., die meest in den landbouw en ook in de scheep-
vaart hun bestaan vinden. De hoogere kleizoom is in het dorp zelf
zeer smal. In en ten Zuiden van het dorp beslaat de bodera uit vrucht-
bare, zandige k le i; verder zuidwaarts uit robdoorn en k n ip k le i, en
eindelijk nog verder uit roodoorn (oer) en derrie (darg).
De Eems is hier geweldig op den dijk ingedrongen , zoodanig zelf«,
dat een aanzienlijk gcdeelte dezer plaats thans door de golven over-
dekt is en de kerk aan den voet des dijks Staat, wordende de sporen
van de voormalige bewoning meermalen buitendijks gezien. Reeds m
1414 bestond er te Otebdom eene Sterke schans, goed gewapend en
met krijgsvolk b e z e t, zijnde meermalen genomen en hernomen. Het
is de plaats der uitwatering van het Oterdummer-zijlvest. Om deze
reden is het reeds vroeg versterkt geweest, gelijk er de Groningers in
1450 dan ook een blokhuis hebben opgerigt. Dit blokhuis sebijnt echter
kort daarna weder afgebroken of in verval te zijn g e ra a k t, want
wij lezen, dat Ed o ard , Graaf van Oost-Friesland, er in 1499 een meuw
kasteel gebouwd h e e ft, om zijnen overlogt naar de provincie Groningen
te dekken, als varende hier meermalen over de Eems. De rivier
heeft op deze hoogte eene aanmerkelijke diepte en schuring , waardoor
de dijken hier bij sto rm v e e lte lijden hebben , maar ook de sluis daar-
entegen , hier uitstekend wel geplaatst is.
De Herv., die hier 250 in getal zijn, onder welke 25 Ledemalen,
maken eene gem. ui t , welke tot de klass. en ring van. Appingedam
behoort. De eerste , die in deze gem. het leeraarambt^heeft waarge-
nomen , is geweest Logas Widemarics, die hier in 159o sto rid , en in
1611 ’naar de Zeerijp vertrok. Het regt van collalie dezer plaats Staat
aan het adellijk huis van Farmsum. De kleine, doch fraaije kerk,
staande op den d ijk , is,s even als de toren , in het jaar 18o0 geheel
meuw gebouwd , zeer net belimmerd, en naar de bevolking van deze
kleine-plaats wel in g e rig t; het plafond is bezienswaardig, doch de
kerk heeft geen orgel. ■■■>■.
De Doopsgez., die men er a a n tre ft, worden tot de gem. \an Leermens-
en-’t Zand gerekend. — De Evang. Lu th . behooren. tot de gem. van
IFinschoten-en-Winschoterzijl. — De R» K. worden tot de stat. van
Delfzijl gerekend.
Bij. de overstroomingi van 1288 en 1290 werd eon. groot gcdeelte
van O t e r d o m vcrslonden.