Dc Roning van Batjan , later bezitter van Osi, heeft het in 1683,
met al de kleine , binnen den omtrek van drie mijlen van daar gelegene
, eilanden , aan de Oostindischc-Compagnie , voor acht honderd
Rijksdaaldcrs (2000 guld.) verkocht. De muskaatnotenboomen, die
op Obi zeer talrijk waren , werden later uitgeroeid.
In 1671 heeft de Landvoogd F rance, aan de westzijde van dit eiland ,
eene houten versterking aangelegd, den Br i l genaamd, waarin aan-
vankelijk vier en twinlig man lagen, wier getal, door de afnemende
beiangrijkheid van Obi , gedurig verminderd is , tot dat eindelijk deze
post ingetrokken en dit eiland, in het jaar 1672, onder Ternate
geplaatst werd.
Bij Obi is eene parelvisscherij , die e ch te r n immer van eenig aan-
m erk c lijk helang geweest is.
OBI, P oeloe-Obi , eil. in Oost-Indie, in de Zee-van-Java. Zie S chiedam.
OBI (KLEIN-), Obi-L atob of Obi-L atta, eil. in Oost-Indie, in den
Moluksche-Archipel, tot de Temalactnsche-eilandèn behoorende , N. W.
van Obi.
OBI-BESAR, P oeloe-Besab , eil. in Oost-Indie, in de Zee-van-Java.
Zie R otterdam.
OBIN, Qud d. in Oost-Indie, resid. Amboina, op het eil. Cerdm,
aan de Noordkust van Groot-Ceram.
OBSERVANTEN-KLOOSTER of K l o o s t e r - d e r - O b s e r v a n t e n ( F ratr es
M in o r e s d e O b s b r v a n t ia , ook F r a t r e s d e O b s e r v a n t ia e t O b s e r v a n t is s ie sub
r e g o l a t e r t ia F r a n c is c i [Minderbroeders]), voorm. kloost. te Nijmegen.
Dit kloost. is , met de daaraan gehouwde kerk, in 1336 gesticht,
aan de slraat, welke de Papengasch of Papengasse genaamd wordt,
en met een ruim kerkhof omgeven. Het was door vrijwillige bijdragen
der geloovigen zoodanig begiftigd, dat de Broeders daarvan ruim leven
konden. In 1349, 1333 en 1338 is in dit klooster een kapittel van
de Franciskanen gehouden. In 1391 is het opgeheven en tot een O dde-
M a n n en -G a s t h h is ingerigt geworden, hetwelk het gebleven is tot in
167.6, in welk jaar dit gebouw tot een G e h e e n e l a « d s - A ] i i iü k it ie - of
W a p e s r u i s is bestemd, -en gebleven tot aan de verovering van Nijmegen
door de Franscbea, op 8 November 1794, te welker tijd het tot
H o s p it a a l in gebruik genomen is. In 1793 is hieraan de onde bestem-
ming van W a p e n h h is wedergegeven, waartoe het gebezigd is geworden
tot in Julij 1808, in welke maand de toenmalige Koning van Holland,
L o d e w i jk N a po l eo n , al de vestingwerken en vestinggebouwen, waar-
onder ook gemeld A m m o n it ie h i i is , aan de stad schonk. Nadat de in-
lijving van de landen, aan den linker Waaloever gelegen, in het
Fransche keizerrijk, in April 1810', werd tot stand gebragt, is het,
tot aan het vertrek der Franschen , tot M a g a z i jn v an t a b a k gebruikt.
In 1814 is het tot K a zh b n e ingerigt, waartoe het nog in gebrnik is,
zijnde de eigendom , in 1813, wederom aan het Rijk overgegaan. •
OBTRICUM , naani, onder welken de st. M a a s t r ic h t , prov. Limburg,
op sommige onde haarten voorkomt. Zie M a a s t r ic h t .
OCANNI (VILLA-), ook O k e n n i geschreven, plaats, vermeld in
797 en 79 9 , in het graafs. Hamelande, waarvoor O k k e n b r o e k , bjj
Deventer, wordt gehouden.
OCHTEN, heerl. in de Neder-Betuwe, prov. Gelderland, distr. Nijmegen,
arr. en kant. Tiel, gem. Echteid; palènde N. aan de Linge,
hier Wetering genoemd, welke haar van Lienden en Kesteren s c h e id t ,
O. aan de heerl. Dodewaard , Z. aan de Waal, W. aan de heerl.
üzendoorn.
Deze heerl. bevat het d. Ocht en , benevens eenige verstrooid lig-
,ende huizen. Zij beslaat, volgens bet kadaster, eene oppervlakte van
1004 bund. 12 v. r. 42 v. eil., alles belastbaar land; telt 136 h.,
bewoond door 136 huisgez., uitmakende eene bevolking van 830 iniw.,
die meest hun bestaan vinden in den landbouw. De grond bestaät
uit weiland , bouwland, boomgaarden en uiterwaarden.
De Herv., die er 820 in getal zijn, onder welke 310 Ledematen,
maken eene gem. uit, welke tot de klass. en ring van Tiel behoort.
De eerste , die in deze gem. het leeraarambt beaft waargenomen is
geweest S ib r a n d d s S i x t i , die in het jaar 1611 hier slond, en in het
iaar 1623 opgevolgd werd door H e n r ic h s B r in k m a n . Het beroep werd
vroeger door de mansledematen gedaan, thans geschiedt het door de»
^De R. K., van welke men er 30 tel t, behooren tot de stat. van
Herveld, in ’de Over-Betuwe, doch gaan te Druten, over de Waal ,
tcr kerke *
In deze heerl. beeft men eene school, die in het jaar 1836 gebouwd
i s , en gemiddeld door een getal van 70 leerlingen bezecht wordt.
De eerste die men als Heer vän O c h t e n vermeld vindt, was H ic o l d
van O c h t e n , die met D id e r ic h van E u e r e n , in 1263 zegelde. Hij Staat
aldaar vöör de Heeren v an H o h n e s , R o t t em en S o e l e n , en zij worden
alle Edele Heeren genoemd. Zijn zegel hangt nog aan den briet,
en vertoont een Ridder te paard ; op het schild ziet men : trois che-
nons avec un Lambel en Chef (d. i. drie kepers met eenebalk in het
hoofd). Hij Staat insgelijks vöör de Heeren v an B a t e n b d r g , v a n H e r n e n ,
van B r o n c r h o r s t , en was in 1163 getuige van Graaf O t t o v a n G e l e e ,
bij de ruiling van goederen met Heer R h d o l ph C o c k , Ridder, Zyne
zonen, ook Viri Nobiles (edele Heeren), H e n d r ik en G o d e f r ie d v a n O c h t e n ,
verkochten Woensdag naPalmzondag 1281 of 1282 alle hunne goederen,
bij IJsendoorn gelegen , aan Heer R h d o l ph C ock , Ridder, die men van
elders weet, met hunne zuster A l e y d getronwd te zijn geweest. Deze
goederen waren eigendommelijke bezittingen, die met Gelderland mets
aemeens hadden. Ook geschiedde de opdragt voor Schepenen van
Tiel welke stad toen onder Braband bchoorde. De zelfde H e n d r ik
van O c h t e n verkocht, den 29 September 1299, zijne goederen in Bun-
nik, en zijne tienden tePothuizen, die hij van den Bisschop van Utrecht
ter leen hield, voor vijf honderd ponden (3000 guld.) aan het kapittel
van St. Pieter te Utrecht, onder belofte dat hij zijne eigene goederen
in O c h t e n , die veel meer waardig waren, aan den Bisschop zoude
opdrasen en van hem ter leen ontvangen ; bleef hij daarbij in ge-
breke , dan zou het kapittel uit zijne goederen van O c h t e n , s jaars
zes en dertig ponden (216 gülden) genieten binnen Rhenen te be-
talen. In eenen anderen brief van den 2 November 1299 , bcloofde
hij aan dat kapittel, dat, wanneer zijn zoon J ohan uit Franknjk zou
terug gekomen zijn, bij binnen veertien dagen van zijn regt op die
goederen zoude afstand doen. In 1303 was hij reeds overleden, want
J o ha n , Heer tarn O c h t e n , droeg, in December van dat jaar, aan net
kapittel van St. Pieter, zijne goederen en de heerlijkheid O c h t e n , voor
twaalf mark op, onder voorwaarde, dat hij en zijne ertgenamen
die van de kerk van Utrecht ter leen zouden houden, op geiijke
regten, als zijne voorvaders de tienden van Pothuizen en de goe eren
van Bunnik bezeten hadden. H e n d e ik en zijn zoon J oh a n zegelden
niet te paard en hun wapen is een gekroonde leeuw, dus verscnii-
leude met dat van z(jnen vader R ic o l d . Verder woel men mets meer