van Gelderland , hield dit voor eene stoutheid, daar wclligt meer
achter school, en besloot liierom de stad, daar maar twee honderd
ruiters en drie honderd knechten in lagen, van meer volks te voor-
zien. De Roomsch-Katholijken , hiervan de lucht gekregen hebbende
zöchten het te bcletlen , door het houden van scherpe wacht aan de
poorten. Toen wendde de Graaf het over eenen anderen boeg. Hij
kwam in de stad en zocht er eenigen der voornaätnste helhamels te
doen uitzetten ; doch dezen , het gemeen hebbende diets gemaakt, dat
men zieh van de bezetting behoorde te ontsiaan , om , gelijk ’s Hertogenbosch
, op zieh zelve te staan , waren hem te sterk en kregen
zoo veel toeloop , dat het hem zijn leven gekost zou hebben , zoo hij
zijn voornemen had willen volvoeren. Hij zag het werk dan aan , dat
eindelijk , den IS Maart, op het verjagen der Staatsche ruiters en
knechten uitliep. Ten zelfden dage zette men de Onroomsche Regenten
a f , en stelde Roomschen in de plaats. Het leed niet lang of de
nieuwe Wethouders , de beloften vergetende van onzijdig te zullen blij-
ven , inet welke men het volk gevleid had, traden, door bemiddeling
van den Heer v a n H a d l t e p e n n e , ’s Konings Stadhouder over Gelderland,
in onderhandeling met den Prins v a n P a r m a , die de stad, den IS
April, in genadc ontving, onder beding', dat zij , niet dan in nood,
met andere Soldaten, dan die zij reeds tot liunne bescherming had
aangenomen, bezwaard zou worden. Den Onroomschen ingezetenen
werd den tijd van twee jaren vergund , om tot de Roomsche kerk
weder te keeren of de stad te verlaten.*
De Graaf van N ie o w e n a a r , sedert eene schans te Lent hebbende op-
geworpen , kwelde de stad van daar eenigen tijd met schieten ; doch
riglte niet meer uit, dan dat hij nu en dan brand veroorzaakte in
eenige huizen, die echter spoedig gebluscbt werd. Ook deed Haultepenne ,
met omtrent vijf duizend man in de Betuwe gevallen zijnde, hem eer-
lang van daar verhnizen.
In het jaar 1S86 zocht M a a r t e n S c h e n k , met eenige Engelschen,
Hoogduitschers en Nederduitschers , N ijm e g e n te verrassen. Hij toog
hij nacht op weg, tot eene halve mijl van de stad, waar hij de Engelschen
eene poos moest laten rüsten ; doch toen het tijd was, om
op te trekken , kon hij hen niet weder op de been krijgen. Hij spoorde
dus de andere knechten aan, om voort te gaan , waartegen de Engelschen
, die de eer van den voortogt wilden hebben , zieh met geveld
geweer verzetteden, hetwelk zoo veel verwarring baarde , dat de aan-
slag len eenemale mislukte.
Met het begin van 1389 had de Overste S c h e n c k , wederom een aan-
slag pp N i jm e g e n gesmeed , door heimelijke verstandhouding met eenige
burgers. Doch gebrek aan volk en het hooge water in de Waal waren
oorzaak dat deze alstoen niet voortging. Hij hervätte dien dan in Au-
gustus en kwam op den tienden dier maand , in het holst van den nacht,
met omtrent twinlig schepen en vijf pleiten, zwaar beladen met krijgs-
volk , van ’s Gravenwaard of Schenkenschans , de Waal , tot voor de
stad, afzakken. De St. Äntonis-poort werd opgeloopen. Ook deed hij
de ijzeren tralien breken uit een huis , waardoor hij op de markt meende
te komen ; doch het ongeluk wilde, dat men hier juist bruiloft hield
en derhalve op de been was , zoodat de toeleg niet verholen kon blij-
ven. In een oogenblik geraakte dus de burgerij en de bezetting in
het geweer. Het ingenomen huis werd beschoten en overweldigd.
S c u e n k s volk werd er uit en naar de poort gedreven. Hier zocht elk
zieh te bergen in de schepen en p le ite n , die door den Sterken stroom
p-edeeltelijk de stad voorbij gedreven waren. Eenige vaartuigen werden
Lo Leer met volk overladen , dat zij omsloegen of zonken. De Overste
S c h en k , die, zwaar gewapend zijnde, in eene schult was gesprongen ,
raakte door het omslaan daarvan , in het water en ging terstond te
eronde. Die van N i jm e g e n vonden naderhand zijn lijk , waarvan zij
het hoofd op de St -Antouis-poort ten toon stelden en de vier andere
stukken of kwartieren aan de poorten ophingen. M a r c o s v a n R i j b ,
Markgraaf van Varrabon, die destijds Stadhouder over Gelderland was,
deed echter de stukken kort hierna in eene kist bewarCn en in den
Kronenburger-toren brengen ; terwijl Prins M a d r i t s , twee jaren later,
na h e t overgaan der stad , die eerlijk liet begraven.
Toen in het jaar 1391 Gelderland bijna ontbloot was van vijande-
liik kriigsvolk , oordeelde Prins M a d r it s de gelegenheid rijp, om N i j megen
aan te tasten. Vele ingezetenen neigden hier reeds tot veran-
dering, alzoo de stad, nu zes jaren geleden, slechts door bestelling
van eenige weinigen , P a rm a’ s zijde gekozen had ; doch de bezetting
hield zoo goed wacht, dat de stad, door heimelijke verstandhouding
met eenigen van binnen , niet te winnen was. Men moest dus bestallen
tot eene belegering. De Prins, het volk in allerjjl u.t de wmter-
kwartieren geligt hebbende, spoedde zieh naar Gelderland en sloeg ,
met twaalf vaandelen, onder bevel van Graaf W il l e m L o d b w i jk , ver-
sterkt zijnde , omtrent het midden van October , het beleg voor de
stad. Die van binnen hoopten in het eerst op ontzet van V e r d o g o ,
wien, na het scheiden van P a rm a ’ s leger, de zorg over Ge derland
aanbevolen was. Doch vernemende , dat hij gebrek aan volk had,
en daar zij de stad nu , door het hevig schieten en het werpen van
granaten en andere vuurwerken, in het uiterste gevaar gebragt zagen,
ontzonk den meesten de moed. Sommigen, hopende op s Konings
magt, vleiden zieh nogtans met ontzet, dat uit Viaanderen en briesland
verwacht werd. Maar het gemeen, schielijk zamengerot, stoot
naar het raadhuis en drong daar, met kracht van redenen , dat men
de stad zoude overgeven, waarloe, den 21 October, eindelijk be-
sloten werd. De Prins veranderde er aanstonds de Regering, behou-
dende naderhand, gedurende den oorlog, de magt aan zieh, om
iaarlijks de wethouderschap te verkiezen, dat anders aan de gnden
plagt te staan. De bezetting trok met alle teekenen van eer uit; doch
de vrije oefening van de Roorasch-Katholijke godsdienst, welke men
begeerd had, werd afgeslagen.
N i jm e g e n was de eenigste der Geldersche sieden , die de Franschen,
in het iaar 1672 nog een weinig ophield. De stad was siecht van
buskruid voorzien, doch die. van Holland en Utrecht zonden er tame-
liiken voorraad naar toe ; ook kwamen er eenige kompagnien U trecht-
sche burgers binnen. De Franschen , de schans Knodsenburg bemagtigd
hebbende, schoten geweldig op de stad, die den 2 Julij door
T d r e n n e van de landzijde belegerd werd, nadat hij de Waal , bij het
dorp Gent, längs eene schipbrug was overgetrokken. De stad werd ,
in den aanvang van het beleg , wakker verdedigd ; doch toen de vij-
and tot aan en over de hameije genaderd was, ontzonk der bezetting
den moed, en N i jm e g e n werd , den 9 Julij, overgegeven. De bezetting
bleef krijgsgevangen , doch begaf zieh voor een groot gedeelte
in vijandelijke dienst. De Franschen hielden er huis tot den 30 April
1674, wanneer zij N i jm e g e n en de geheele provincic ruimden. De stad
moest haar eeoc brandschatting van vijf en vijftig duizend gülden op-
brengen. De vrede, met welke deze bloedige oorlog eindigde, werd,