graeht genaamd O t t i n g h e a f to t blj Antwerpen, de Zeeuwsche ei-
lauden daaronder begrepen.) Deze limietsopgave is zeer duidelijk. De
Schelde ten Z., de Honte ten N., Antwerpen ten O., en de Ottinge
len W ., waar bet Cluservaardeken de grens der Vier-Ambachten
vornit. M e t e r o s beeft daarom ook eenvoudig : » Ínsulas Zelandicas,
» castrum Gandensae cum quatuor officiis caet.” (d. i. de Zeeuwsche
eilanden , het Kasteel-van-Gent, met de Vier-Ambachten enz.) (1).
In de Vier-Ambachten zclve , en wel op Nederlandschen bodem, is
nog een overblijfsel van den Pagus Ottingus in O t u e n e , th a n s , bij ver-
bastering, Noten geheeten , in de gem. Zaamslag. Zie het a rt. O t h e n b .
OTTOPOEL, voorm. meer , prov. Friesland, kw. Westergoo, griet.
Hemelumer-Oldephaert-en-Noordwolde, arr. Sneek, kant. Uindeloopen,
20 min. Z. van Xoudum.
Dit m e e r, droog gemaakt zijnde, vormt nu eenen polder, waarin
eene boerderij Staat. Het land wordt door eenen molen, in het meer
de MorrTia , van het overtollige water ontlast.
0U C 0 0 P , heerl. in h e t Nederkwartier der prov. Utrecht, arr.
Utrecht, k an t. Loenen, gem. Loenersloot-Oucoop-en-Ter-Aa ; palende
N. aan 'Vinkeveen-en-Abcoude-Baambrugge ; O. aan de Angstei, die
haar van Loenersloot sch e id t; Z. aan Breukelen-Nyenrodes; W . aan
Demmerik.
Deze heerl. bevat niets dan de pold. Oucoop , en daarin het geh.
O u c o o p , u it eenige verstrooid liggende h. bestaande. Be in w. vin-
den meest hun beslaan in den landboaw.
De Herv., die er wonen, behooren kerkelijk onder Loenen. — De R. K.,
die men er a a n tre ft, worden tot de stat. Slootdyk-Lomersloot gerekend.
Men heeft in deze heerl. geen school , maar de kinderen genieten onder-
wijs te Loenen.
Deze heerl. maakt sedert onheugelijke tijden een gedeelte u it van
de heerl. Loenersloot-Oucoop-en-Ter-Aa.
Ht geh. O u c o o p , O u k o o p of O u d e k o o p ligt 4 u. N. W . van Utrecht,
¡ u. W . van Loenen.
OUCOOP, O u k o o p , O u d e k o o p of O u k o o p s c h e - p o l d e r , pold. in het Nederkwartier
der prov. Utrecht, a rr. Utrecht, kant. Loenen, gem. Loenersloot-
Oucoop-en-Ter-Aa; palende N. aan Vinkeveen en Abcoude-Baambrugge,
O. aan de Vecht, Z. aan Breukelen-Nijenrode, W . aan Demmerik.2« ía
OUCOOPERS-DIJK (DE) , dijk in het Nederkwartier der prov.
Utrecht, welke aan de Geuzesloot een begin neemt en met eene zui-
delijke rigting naar den Bosdijk loopt.
OUCOOPER-SLOOT (DE), water in het Nederkwartier der prov.
Utrecht, dat in eene oostelijke rigting naar den A n g s t e l lo o p t, en
zieh daarin ontlast.
OUCOOPER-WETERING (DE), water in het Nederkwartier der
prov. Utrecht, welke aan de Geuzesloot eenen aanvang neemt en längs
den Oucooperdijk, in eene zuidelijke strekking naar de Bottersloot
lo o p t, en zieh daarin ontlast.
OUD-A of Oud-Ade, buurs. in Rijnland, prov. Zuid-Holland.
Zie Ade (2).
(1) A ü g . Yo is s in p la a ts t de OTTO’S-GBAFT b in n en G e n t, en z e g t, d a t zij u itw a te rd e door de
sluis h e t P ä d d e g a t, b ij h e t S t B a a fs -k lo o s te r, e n d a t die s lu is d o o r eenen m u u r en to ren verdedig"
v e r d . Zie ziyne Guide de G a n d , p.
(2 ) Evene ens zoeke men d e overige n am e n , we lk e m e t O ü o e een aan v an g nemen , en h ie r nie»
gevonden worden» op d e woorden van onderseheiding.
OUDAAN , eertijds Oud-Aa , ridderhofst. in het Nederkwartier der prov.
Utrecht, arr. en 2 u. N. ten W . van Utrecht, kan t. en 1 u. Z. van
Loenen, gem. Breukelen-St.-Pieters, 20 min. Z. 0 . van Breukelen,
aan de Vecht.
Naar men wil zoude dit goed reeds , in het jaar 8 5 8 , onder den
uaain van H o o d r i a , door Graaf R o t g a r i s aan de kerk van Utrecht ge-
schonken zijn ; zeker gaat h e t , dat het reeds in het ja a r 1380 moet
bestaan hebben. Het is een redelijk fraai, doch ouderwetsch gebouw ,
met twee trapgevels, tusschen welke een aehtkant torentje u itste ek t,
zeer vermakelijk in het geboomte gelegen-. Aan de achterzijde gaat
men over eene b ru g , die over den vijver lig t, in het huis.
Dit huis werd eertijds bezeten door een geslacht van dien zelfden
naam, hetgeen men afkomslig meent te zijn uit het geslacht van
L o e n e r s l o o t , waarvan'bet wapen met dat van O u d a a k overeenkomt,
uitgenomen alleen , dat die van O u d a a k hun wapen , ten teeken van een
jonger zoon , eenigzins veranderd hebben , door bet te breken met een
baarslel van drie voeten. In de veertiende eeuw leefde uit d it geslacht
D i r k v a k O u d a a k , die die ridderhofstad van dien naam bczat , e« deze
door zijn overlijden nagelalen heeft aan zijnen zoon Z w e d e r v a k O u d a a k ,
die deswege, den 14 Mei 1394, den leeneed aan F r e d e h i k v a k B l a k k e k h e im ,
den een en veertigsten Bisschop van U tre ch t, vernieuwde. Z w e d e r ,
geene kinderen nalatende-, is het leen weder gekomen op de nakomelingeu
van zijne- zuster, A l e i d v a k O u d a a k , die, getrouwd zijnde met E r k s t P a r t s ,
onder andere kinderen nagelaten heeft eenen zoon , die, zijn moeders
naam aannemende, D i r k v a k O u d a a k genaamd i s , en na den dood van
zijn moeders broeder, Z w e d e r v a n O u d a a k , de ridderhofstad O u d a a k beko-
nien heeft. Door zijn overlijden kwam zy op zijne dochter C o r n e l i a v a k
O u d a a k , die , met F r e d e r i k v a n D r a k e n b o r c h getrouwd zijnde, O u d a a n aan
dat geslacht gebragt beeft, want na baren dood is haar zoon, E r n s t v a n D r a -
k e n b o k c h , daarmede beleend, des Zondags op St. Valentijnsdag, in het ja a r
1481. Deze heeft het door zijn afsterven wederom nagelaten aan zijnen
zoön J o r a n v a n D r a k e n b o r c h (ook namaals Heer van Drakenborch),
daarmede beleend den 21 October 1498. Hem is insgelijks in de be-
zitting opgevolgd zijne eenige erfdochter J o s i n a v a k D r a k e n b o r c h , met
O u d a a n den 3 September 1520 beleend, die het ten huwelijk bragt
aan D i r k v a n Z u i l e n . Toen echter de Stalen der. provincie U tre ch t,
in het ja a r 1836 , O u d a a n tot eene riddermalige hofstad verklaarden ,
werd het bewoond door J o h a n v a n D u i v e n v o o r d e , met wien de moeder
van J o s i n a v a n D r a k e n b o r c h een tweede huwelijk schijnL te hebben
aangegaan. Naderhand, en wel den 5 Maart 15/8, is het door
l'n.ips 11 , Koning van Spanje, ter leen uilgegeven aan F r a n c o i s v a n
S n e e k , een koopinan in wijnen-, wiens oudste d o ch ter, M a r i a v a n
S n e e k , het ten huwelijk bragt aan D a n i e l v a n W e e d e , Raadsheer in
het Hof van Utrecht. Vervolgens is het gekomen aan hare zuster
J o h a n n a v a n S n e e k , daarmede beleend den 13 Junij 1608 , die , met
J a c o b v a n d e r B u r c h getrouwd geweest en later weduwe zijnde, het den
20 Maart 1 648, ten behoeve van baren oudsten zoon A r n o u d v a n d e r
B ü r g e opgedragen heeft. Door zijnen dood is het gekomen op zijnen
*oon J a c o b v a n d e r B u r c h , den 7 Mei 1653 verleid, en na diens
overlijden op zijne zuster J o h a n n a M a r i a v a n d e r B u r c h , den 27 Julij 1689
beleend, die, getrouwd zijnde met P h i l i b e r t d e C l e r q u b , Vicomte
*an Wissoeq, Heer van Jf'ieze, Boningues enz., het stervendc nagela-
ten heeft aan baren zoon P r i h b e r t B e l i s a i r e d e C l e r q u b , Burggraaf
van Clerque en Wissoeq, Heer van Boningues, Wieze, Soestbergen enz.,