Gedurende het Oostenrijkscbe bestuur betaalde deze heerl. 2 flor.
lOsols, 4 den. van elke 1000 flor., die over het Luxemburgerland in-
gevorderd werden.
Yan het kast. Ouren ziet men nog overblijfselen bij het dorp Ouren
in de Prnissisclie prov. Rijnland. In de thans geheel verwoeste slot-
kapel was weleer een voortreffelijk geschilderd altaarstuk , den H. J o z e f
en C h r istu s voorstellende ; thans wordt dit in de kerk te Ohren bewaard.
In genoemde kerk ziet men ook nog een grafteeken, waarop een ge-
harnast ridderbeeld ligt. Doch te vergeefs zoekt men daarbij naar eenig
opschrift of wapen , waaruit iets verders is af te leiden.
Het geslacht der Heeren van Ohren behoorde tot de oudste van het
Luxemburgerland. A le x a n d e r , de zoon eens edelen Heers van O h r e n ,
werd in 1161 tot Bisschop van Luik verkozen, en Cüno en A r n u lf van
U re komen voor in eene oorkonde van den Trierschen Aartsbisschop
A r n o ld I , ten jare 1181 opgesteld. In het jaar 1326 bevond Johan
van Ohren zieh onder de Regters, welke Graaf Hendrik van Vianden
in eene geldboete veroordeelden , omdat hij de krijgslieden van zijnen
leenheer, J o h a n , Eoning van Bohemen, Graaf van Luxemburg, niet
binnen zijn kasteel bad willen ontvangen.
In de veete, welke de Triersche Aartsbisschop W e r n e r in het jaar 1394
tegen de Heeren van d e r Marck voerde, werd het kasteel Ouren , dat
aan den Aartsbisschop verpand was , door de Heeren van d e r Marck ver-
overd , maar door de bondgenooten van den Aartsbisschop weder her-
nomen.
In de zestiende eeuw was het edele Zwaabsche geslacht G ilt lin g e n
o f G ü ltin g en (waarschijnlijk door huwelijk) in het bezit van Ohren ge-
kmnen. Op den 12 November 1817 werd F i lip v a n G i l t l in g e n , Heer
van Ohren door W illem , Abt van Prum (Pruim), met Arzfeld en onder-
hoorigheden beleend.
Johan K a r e l van Ohren , Heer von Ohren , Tavigny enLimpach, Kei-
zerlijke Raad , was in 1643 Proost en Hoofdman der stad en proostdij
Luxemburg. Volgens B e r th o l e t (1 ) stierf met zijnen zoon Johan F r a n s
Ign a tiu s van O h r e n , mede Proost van Luxemburg , 'het manpelijk oir der
Heeren van Ohren uit, doch dit is waarschijnlijk bezijden de waarheid ,
want in 1789 leefde nog de edele; Heer K a r e l Ahghsths van Ouren , die
aan N ic o la a s T h ie l van Stockemde parochie van Heinerscheid verleende.
In het jaar 1778 liet K a r e l A u g h s th s, Rijksvrijheer ran Dobbelstein ,
van Einenburg en Ohren , Heer van Tavigny , Uupperdingen enz., zijn
aandeel aan den, voör vele jaren vervallen , molen op den grondheer-
lijken bodem der Schmitz-Vogtei te Lützkampen, aan Hendrik Lamb
e r t i , Molenaar te Maschorn over. De Molenaar verpligtte zieh om jaar-
lijks een malter koren , Viandener maat, op het kasteel Ouren te leveren.
Wegens deze grondrente ontstond tusschen den Moleoaar te Lützkampen
en den erfgenaam der Vrijheeren van D o b r e ls t e in , Graaf Ahghsths van
L u d r e s een proces, dat eerst in 1822, ten gunste van den laatste
is beslist.
Tot het huis Ohren behoorde eene menigte adellijke e n onadellijke
V a sa llen . Als adellijke mannen des huises Ohren , werden in eene oude
oorkonde genoemd : de Jonker van B o h lic h , de Jonker van Oberhahsen ,
de Jonker P o r tz e n te Urspelt, Jonker Hans D ied e r ich van K e v e r ich ,
onder Vianden , de Jonker van S tein bach , Jonker M ic h a e l en George
F r e d e r ik van Zizigon (Cicignon) , de Jonker van L in s t e r , t e Reuland,
(A ) Hüloiro eetlee. et rivüe du ducM de Luxembourg et du CamU de Chmy T . f l . p , 1 5 2 .
de Jonker O sw a ld R o ss , te Ponderich bij Echternach, da Jonker van
E s c r f e ld de Jonker W e t r ic h van N iede r-W ampach , de Jonker van
Monsciiao ’ bij Bastonach, de Jonker K a r e l van Grhmelscbeid , de Jonker
van L a s c u e id , te Leilich bij Neufchateau, en de Jonker van H e r-
LEVEL (HeRNENVAL). .
Tot het huis Ohren behoorden Arzfeld en Ir rhausen, zeven nutzen
te Bins feld (bij W e i s-Wamp a c h ) , acht huizen te He ine rs
c h e i d , huizen te Harspel t , Lütz kamp e n , Li el e r , Oberhausen
en Mal scheid, drie voogdijen te Kalborn, eene te Boe-
vinpe n, eene te Hos c he i d - h i n t e r - d e r - D i c k t , eene te Esch-
feld, eene te Rers feld, Stuppach en P et e r s k i rc he n, de mo-
lens te Ouren , Kalborn, Ha r sp el t , Arzfeld en Irrhausen.
De groote tienden te Heinerscheid bezat de Heer van Ohren met den
Heer van Krichingen gemecnschappelijk, de Brücker tienden met de
Heeren van Hamm, de Arzfelder groote tienden met de Heeren van
Boulich en met Rolf of Ross van Pendrich. De boschtiend deelde hij
met de Heeren van Hamm. De Knoden-tiend te Arzfeld was Kur-
müttig. Van de Lieler-lienden trok de Heer van Ohren twee derde
deelen der helft, het derde deel dezer helft deelden de Jonkers van
K ö vb r ich en van Monschah. De andere helft behoorde den Pastoor van
Weiss-Wampach. Ook de Irrhausener tienden en de Selscheider — de
laatsten van landerijen te Selscheid bij het Lützkamper-Bosch gelegen —
kwamen ten voordeele des Heeren van O br en. Ook had hij het regt
van collatie der parochien Ohren , Harspelt, Arzfeld , met de Kapel-
laan van Irrhausen en Heinerscheid.
De onderdanen waren lijfeigenen , mogten zonder verlof der Heeren
van Ohren niet in het huwelijk treden , en moesten zieh, wanneer z ij
buiten hunnen hof in het huwelijk traden, los koopen.
De onderdanen van Arzfeld moesten kalk en bouwsteenen tot den
onderhoud van het kasteel Ouren aanbrengen , den vijver en den molen
in goeden Staat houden, te Wallendorf koren en erwteu laden en
naar Ohren rijden. Alle jaren moest ieder onderdaan het huis Ohren
vijf vroöhdienstcn bewijzen : roode zoden of plaggen (wasen) , branden,
maaijen , snijden en mest rijden. Bovendien moesten nog twee
vrachten naar de Moezel (naar Piesport) gedaan worden, en elk huis
moest een pond vlas (werg) spinnen. De vruchten welke geleverd
moesten worden , waren bij na voor elk huis verschillend. Eenige huizen
moesten ook hoenders.en geld leveren. De onderdanen van Heinerscheid
en Kalborn moesten leisteenen en dakpannen aanbrengen , die van Harspelt
en Sevenich moesten opperei (van Opus handdiensten) volvoeren.
Jaarlijks werden de regtzittingen (gedingen) en achter-gedingen onder
den linde te Ohren gehouden. De Heer van Obren was gewoonlijk daarbij
tegenwoordig. Ook te Arzfeld en te Heinerscheid werden jaargedingen
onder de linden gehouden. Op den 4 Mei 1649 moest het jaargeding
te Heinerscheid , wegens de groote koude in de herberg worden gehouden.
Het wapen der Heeren van Ohren was een schild van keel(rood), met
een geankerd kruis, welks acht punten in even zoo vele slangenkoppen
eindigden , alles van goud. .
OURIMESSEN, d. in Oost-lndie, op het Moluksche eil. Ambon,
op de kust van Leitimor, aan de noordelijke kust.
OUSAN , naam , welke de Negers geven aan de suikerplant. H a z a rd ,
aan de Boven-Commewijne, ter linkerzijde in het afvaren. Zie H a za rd .
OUSSOU, st. in Afrika, in Opper-Guinea, aan de Goudkust, rijk
Inkran, bij het Deensche fort Christiaansborg.