en met eenen kunstig bewerkten prcdiksloel, welke op vier leveris-
groote beeiden rnst. De toren, daaraan staande, is zeer dik , zwaar
en stomp, doch hoog. Men wil, dat de Heer van Breda tot den
opbouw van dezen toren, het leem uit zijne heide heeft gegeven, om
de steenen te bakken , op welke plaats daarna eenige huizen gebouwd
zijn en alzoo een gehucht ontstaan is , hetwelk Steenoven genoemd
wordt. Toen S p in o z a , in het jaar 1623 Breda uithongerde, geraakten
de toren en kerk in brand , waardoor de geheele kerk, bekalve het
koor, haar dak en verwulfsel, en de toren zijnen hoogen top verloor.
Volgens de overlevering zouden, bij het aannaderen van het krijgsvolk
der Staten, onderscheidene menschen met de Spaansche Soldaten op
den toren gevlugt zijn. Als nu de toren van onderen in brand ge-
raakle, kon niemand beneden komen, zoodat eenigen naar beneden
sprongen , waarom elk zijn best deed, om bossen stroo onder den toren
te werpen , waar zij op sprongen; doch dit raakte almede in
brand. Eenigen werden echter nog uit de vlam getrokken en behou-
den. Een bruidegom sprong met zijne bruid naar beneden, doch hij
viel dood. Deze kerk heeft een groot kerkhof, met eenen muur om-
geven en met boomen beplant, waartegen ten Zuiden de marktplaats,
die ook met boomen bezet is. Deze kerk was sedert de Reformatie
bij de Hervörmden in gebruik , maar werd, in het jaar 1806, aan de
R. K. terug gegeven.
De Hervormde kerk, in de Rullestraat, die in het jaar 1806
gebouwd is , is een net kruisgebouw r met een bouten torentje en van
een orgel voorzien. Zij is tusschen Italiaansche populieren schilderach-
tig gelegen.
Oostwaarls van O o s t e r h o d t ligt het ke rkhof der Roomsch-
Kathol i jken en zuidwestelijk dat van de Pro t e s tant en. — Ook
heeft men te O o s t e r h o d t , op 3 min. afstands 0 . Z. 0 . van de kerk,
een klooster van Norbertijner Nonnen, St. Catharinendal genoemd,
Zie dat woord.
Sedert 1793 bestaat hier eene La t i jns che - s chool , waar door eenen
Rector eenen Conrector en eenen Preceptor onderwijs gegeven wordt,
en thans ongeveer^^R leerlingen telt.— De s t ads s ch o o l wordt ge-
middeld door een getal van 230 leerlingen bezocht.— DeFranschc
s c h o o l voor jonge Heeren tely^O leerlingen.
Men heeft te O o s t e r h o d t eene vaart, welke tot in de Donge gegra-
ven is , en waar längs men met geladene schepen naar Holland en
Zeeland kan varen. — Niet ver van O o s t e r h o d t , omtrent de vaart,
zijn nog te zien de overblijfselen van het Hu i s - t e -S t r i j en , anders
ook wel de Ba r g t - v a n - 0 o s t e rhou t of het Kas tee l -van-Oos
t e r h o u t genoemd. Zie S t r i j e n ( H d is - t e - ) .
Almede bestaat e r , sedert 17 Julij 1842, een Postkantoor.
Er worden hier drie jaarmarkten gehoudcn , als Donderdag, vo<n
Palmzondag; daags na St. J a « , en Maandag voor Allerheiligen. De
beestenmarkt is Donderdag na Palmzondag; den 19 Octoher , den 3
en 4 Vrijdag in November. De kermis valt in den eersten Zondag
na den 13 Augustus.
In September 1842 heeft men nabij de stad O o s t e r h o d t in eene weide,
bij het uitgraven van potaarde, ter diepte van 2 | eil., gevonden de
overblijfselen van antidiluviaansche dieren, welke men vermeent te
moeten rangschikken onder het geslacht van den olifant of een daaraan
verwant geslacht. Deze wil men , dat tot den mastodonte z o u d e
behooren. Een groot deel der beendercn is verstcend, doch z c c r goed
(rebleven, vooral zijn de maaltaodeo best geconserveerd, die zeventien
in getal, elk wel drie Nederl. ponden zoude wegen. Een slagtand konde
men afmeten dat 3 voeten lang was; de overblijfselen zijn zorgvuldig
bijeen verzameld, en worden in het kabinet van het Noord-Brabandsch
genoolschap bewaard (1).
Het wapen van O o s t e r h o d t bestaat uit een schild van zilver, met
drie. halve manen van sabel (zwart).
OOSTERHOUT ook wel O o s t e r h o it gespeld, geh. in de Over-Betuwe,
prov. Gelderland, distr., arr. en f u. W. ten N. van Nijmegen, kant.
en l i u. Z., ten W. van E ist, gem. en 1 u. Z. van Valburg,
nabij de Waal; met 7 h. en 40 inw. — De inw. vinden in den landbouw
hun bestaan. .
De R. K., die er wonen, behooren tot de stat. van Oosterhout-Lenten
Slijk-Ewijh. -fe fi-Ä'- fac-rsb £,,
De Herv., die men er aantreft, behooren tot de gem. van Slijk-
Eviijk-enOosterhout,
Vroeger heeft hier ook een adell. h. gestaan het H d is - t e - O o s t e r h o d t
of K a s t e e d - v a n - O o s t e r h o d t geheeten. Zie O o s t e r h o d t ( H d i s - t e ) .
De kermis valt in den 4 October.
Bij den watervloed van Januarij 1809 heeft dit geh. aanmerke-
lijke schade geleden , hoewel men er gclukkig geene menschenlevens
te betreuren had.
In Januarij 1820 moest dit geh. een gelijk lot ondergaan , want
toen ontstonden in den dijk, drie aanmerkelijke breuken , waarvan
de benedenste in körten tijd , en daarna zieh ook de bovenste tot eene
kolk vereenigden , welke in hare nitgebreidheid , acht en twintig morgen
lands besloeg. Yan de vijf en zestig woningen , die hier stonden ,
werden achttien geheel ingestort en vermeid , zonder de schüren, bergen
en bakhuizen mede te rekenen, die, veelal weinig tegenstand
kunnende bieden , reeds zeer spoedig wegspoelden. Siech Is tien bleven
onbeschadigd. De overige leden geweldig door het ijs , en werden jam-
merlijk gehavend. Hoogst nadeelig voor de landerijen zelven waren de
overzandigen , welke in den geheelen omtrek plaats hadden. By de
doorbraken had de hevige stroom hier den bearbeiden grond ter hoogte
van 1 tot 1^ voet weg gedreven , elders het zand tot gelijke hoogte
daarop geworpen , of ook hier en daar, tot zes of zeven voet hoog,
met grind beschoten. Een harde , koude en leemachtige bodem kwam
te Voorschijn. Pekzwarte aarde , naar brokken steenkolen gelijkende,
en waarschijnlijk uit de bovenste doorbraak gespoeld, alwaar de dijk
of pakwerk moet gelegd zijn , dat door langdurigheid van tijd verteerd
scheen , verspreidde zieh over het land. De vrüchtbare boomgaarden ,
waarvan weleer een aanzienlijke oogst de overvloedige vruchten naar
elders tot verkoop mogten aanbieden, waren hier en daar geheellijk
vernield. Een enkele perenboom mögt door zijne diepere wortels het
geweld van het ijs hebben getrotseerd, doch ook buiten dezeu leverde
het gezigt, kort na den val van het water, geen ander versehiet, dan
van boomen of struiken zonder schors of bast, hagen , huizen , daken
en balken, alles door elkander bij hoopen opeen gedreven. Alles teerende
niets anders, dan eene geheele verwoesting , en vernietigde by—
kans alle uitzigten op herstelling.
(>) Men iio , wegens deze opdelviog, ie Hanielingen va n iet N o o rd^Bratm dsche Gmooltchap
voor 1842 en 1844 , waar Dr. HEnMAKB een uitvoerig rerslag nopens deze overblifzelen ran de
Alammouth ol Noordeche olifant geeft.