zoodat aan den noordkant, vijf en aan de« zuidkant de ovcrige acht
dorpen liggen.
Opsterlasd , de achtste grietenij van Zevenwouden , bevat de volgende
dertien d .: B e e t s t e r z w a a g , d a t de hoofdplaats is , B e e t s , O lte r -
t e r p , S i e g e r s w o l d e , , D u u r s w o l d e , W y n j e t e r p , Hem r i k
L i p p e n h u i z e n , T e r -Wi s p e l , Ko r t e - Zwa a g , L a n g e - Z w a a g ’
D r e t e r p en h e t vlek G o r r e d i j k .
De griet. Opsjeriasd b e sla a t, volgens h e t kadaster, eene oppervlakte
van 23,036 bund. 83 v. 5» 60 v. eil., en daaronder 22,873, bund.
83 v.. r. 30 v. eil. belastbaar land. Een te il er 1823 h,., bewoond door
1960 huisgez., uitmakende eene bevolking van ruim 10,000 inw,, die
in landbonw, veefokkerij, veengraverij, en koophandel hun bestaan vin-
den; 00k heeft men, er veel bontgewas. Niet alleen tocb zijn verre de
meeste publieke en bijzondere wegen met boomen bep lan t, maar elke
boerenwoning lig t, als het wäre, verseholen in een opgaand eikenbosch,
waarmede het zoogenaamde b iem , een stuk la n d , om of bij het woon-
bnis gelegen, doorgaans ongeveer een bunder groot, beplank is , met
oogmerk, om, wanneer zoodanig biem,. gelijktijdig met den bouw of
de vernieuwing der woning is geplant geworden, n a tachtig of bonderd
ja r e n , wanneer die woning, door onderdom , belangrijke herstelling,
gedeeltelijke vernieuwing ve re isch t, de kosten daartoe benoodigd, te
vinden uit den hak der alsdan voor werkhont geschikle eikenbooraen.
Dit ovsroud gebruik wordt heilig in acht genomen, zoodat alleen die
boereewoningen van d it sieraad beroofd zi jn, wier eigenaars, in meer
bekroropene omstandigheden g e ra a k t, ontijdig bunne boomen hebbeo
geveld, zonder de onkosten van de wederinplanting te knnnen of te
willen doen ; dan deze uitzonderingen zijn zeldzaam , daar verre de
meeste woningcn, in de geheele g rie ten y , bet eigendpm zijn van groole
grondbezitters.
Boven en bebalve deze, door vooromlerlijke zorg als bet wäre ge-
beiligde , zieh telkens vernieuwende aanplanting van eikenboompn , wed-
ijveren deze groote grondbezitters onderling in het aanleggen van bosseben
van opgaand bout , en bet beplanten van wegen , daartoe bij, voor-
keur steeds den eik verkiezende. En zulks geschiedt op, gcene kleine
sch a a l, maar in b e t groot,. zoo is omstreeks het ja a r 1830 een boscb,
van ongeveer twaalf duizend opgaandeeiken, aangelegd geworden., door
eenen der aanzienlrjkste ingezetenen der g rie ten ij, die nu reeds het
genoegen heeft van ten minste een gelijk aantal zelf geplante eikenboo-
me n , van verschillenden leeftijd en zwaarte, op zijn uitgestrektlandgoed
welig te zien groeijen. Nog veel grooter is bet aantal dier boomen op de
uilgebreide bezittingen van eenige aanzienlijke farnilien , wier buiten-
plaatsen le Beetsterzwaag gelegen z ijn ; daarvaneldersgekomenboom-
snoeijers, in liet ja a r 1 8 3 6 , voor die farnilien in Opsterlaiii> en de nabu-
r 'ße grietenijen, niet minder dan twee bonderd duizend slu k s , meest ei-
kenboomen, hebben gesnoeid. De aaogebaalde voorbeelden zullen v,ol-
doende zijn ,. om aan te toonen , welk eenen scbat van, eikenhout
deze minder bezochte streek van o.ns vaderland voor de toekomst
belooft; en zulks is van te meer aanbclang , doordien de eikenboomen
van OpsTERiAsn eene aanzienlyke boeveelbeid scheepstimmerhout, zeo
als kromboulen, knieen enz. voor binnensebepen en kleine vaartui-
gen , opleveren , daar bet de gewoonte is , om de stammen niet hooger
dan to t achltien of twintig voet glad te h o u d e n ; waaruit v o lg t, dat, op die
boogte eene üitgebreide kroon ontstaat , wier zware takken zieh van zelve
to t kromboulen vormen , terwijl de geheele boom bierdoor een eenigzins
vreemd aanzien b ek om t, zeer verschil'lend van den boogstammigen,
minder zwaar getakten , e ik , dien men clders doorgaans aantreft. Ook
andere houtsoorten worden daarom niet verwaarloosd, en slagen even
günstig. Beuken- en essehenboomen worden mede a an g ep lan t; voor
de eersfie is de grond overal, even als voor de eiken , voor de laatste
op vele plaatsen , uitmuntend geschikt, en zij bereiken eene buvten-
gemeene dikte, waarvan men zieh le Beets kan overtuigen , a lw a a r,
onder verseheidene ongewoon zware essehenboomen, een ruim vier eilen
in omtrek heeft; Ook de ijp wil op daartoe gesehikte plaatsen zeer
goed voort. De k u ltu u r van den groven den is , een aantal ja ren ge-
leden, voor het eerst in deze streken, te O lterterp , met h e t beste gevolg
beproefd, waardoor aldaar en te Beetsterzwaag aanzienlijke dennenbosschen
ontstaan zijn, wier groei niets te wenschen o v e rla a t;'d it is mede het
geval in andere gedeelten der grietenij , zoo als te Sparjebirt, alwaar
voor eenige jaren een veel belovend dennenboscb, van niet minder dan
twintig bunders, door een onbekend toeval in brand ge ra ak t, grooten-
deels vermeid is geworden, welke brand zoo bevig was, d a t zelfs de
grond , waarin nog vele overblijfsels van het booge veen-, hßtwelk hem
vroeger bedekte,1 zijn overgebleven, mede virur vatte en eenige weken
na den brand, onder de bovenkorst, nog veortsmeulde, zoodat van
tijd tot tijd half vefBrande dennenboomen, door b e t uitbranden van
den, ondergrond, hünevenwigt verliezende, omver vielen, hetwelkeen
zonderling gezigt opleverde.
Het zuidelijkst gedeelte van deze lange s tre e k , die eene noordoos-
telijke rigting h e e ft, paalt aan de hooge veenen van Schoterland en
Stellingwerf-Oosteinde, en heeft vroeger almede grootendeels u it hooge
veenen bestaan, waarvan de vergraving, voor ruim twee honderd jaren
aangevange», zoo ijverig en met zulk een goed gevolg is voortgezet,
dat tbans vrucbtbare gras- en bouwlanden de plaats bestaan van bet
woeste en dorre veen, en bet welvarende vlek Go i r e d i j k , de groot-
ste en meest bevolkte plaats der geheele grietenij , daaraan zijn aan-
zijn en opkomst verschuldigd is.
Deze aigeveende vlakte bevat echter weinig opgaand h o u t, en even
min bijzondere landelijke schoonheid ; dan spoedig verändert b e t too-
neel: want niet verre van Gorredijk neemt de zandgrond eenen aan-
vaD g, en bevindt men zicb op eene der beide zandhoogten , die de
geheele grietenij in de lengte doorloopen, en zieh öostwaarts in de
nog hooger geltegen Drenthsche en Groniiiger heidevelden en booge
veenen verliezen. Deze zandruggen öf zandhoogten , wel verre vän
eenen onvruchtbaren bodem te vertoonen, bestaan grootendeels u lt
hetgeen men gewoon is eenen vruchtbaren zandgrond te n o emeb,
hier en daar met leem en veenstoffen vermengd , Zeer geschikt to t
den verbouw van alle produkten , die zandgronden doorgaans opleveren
, inzonderheid voor houtgewas, Hier en daar vertoortt zicb een
heideveld , echter niet uitge&trekt genoeg om treurigheid of eentoonig-
heid over het landsebap te verspreiden, maar veelecr ju ist g e sch ik t,
om de welbebouwde gedeelten en dte boschachtige oorden te beter te
döen uitkomen. Op dezen zandrug, die eene gediirige afwisseling van
lanen en bosschen f koornvelden , bevallige woningen en beplante hiemen
eplevert, liggen de dorpen L i p p e n h u i z e n , H em r i k , W y n j e t
e r p en Du u r sw o l d e , waarvan de b u iz en , liiet uitzondering van
eerst- en laatstgenoemd dorp, geene aaneengcschakelde buurten uitma-
ken, maar op eene aangename wijze in de landen en onder h e t geboomte
verspreid zyn. De tweede zandrng verbeft zicb aan de overzijde