die van gemeldo steden naar Amsterdam nioeten. De meesten komm
hier te gelijk aan , omtrent ten tien ure en liggen er ongeveer arderhalf
stil uur, om den reizigers gelegenheid te geven , zieh te veiverschen.
Insgelijks doen ook de trekschuiten van Leyden op Utrecht
en van Utrecht op Leyden , zoo wel die des daags, als die bij nacht
varen , doch dezen hebben hunne pleistcrplaats in de herberg de Star.
Het wapen dezer heerl. bestaat in een Schild van sabel (zwart), met
drie jagthorens van zilver.
OÚDSHOORN (DE GROOTE-POLDER-VAN-) en de KLEINE-POLDER
VA N-OUDS HOORN , twee pold. in Rijnland, prov. Zuid-Holland.
Zie Groote-polder (D e ) en Kleine-poi.der (D e ) .
OUDSHOORN-EN-GNEPHOEK, gem. in Rijnland, prov. Zuid-Rol-
land, arr. Leyden, kanl. Alphen (7 k. d., 20 m.k. , 2 s. d. 1 afd.);
palende N. aan de gem. Woubrugge en Ter-Aar, 0. aan de Aar, die
haar van Aarlanderveen scheidt, Z. en Z. W. aan den Rijn ¡ W. aan
Koudekerk, waardoor zij van de gem. Alphen-cn-Rietveld gesihei-
den wordt.
Deze gem. hevat de heerl. Ondshoorn en Gnephoek. Ztj be-
slaat, volgens het kadaster, eene oppervlakte van 1469 bund. 82 v. r.
65 v. eil., waaronder 1465 bund. 48 v. r. 98 v. ell. belastbaar land.
Men telt er 254 h., bewoond door 340 huisgez., uitmakende eine be-
volking van ruim 1690 inw., die meest in landbouw, veenderij es fabrij-
ken hun bestaan vinden, zijnde er hier 5 pannenbakkerijen, 5 kalk-
branderijen, 1 pattenpakkerij , 1 scheepstimmerwerf en 2 houtzaag-
molens.
De Herv., die er ruim 1400 in getal zijn, onder welke ongeveer 700 Le-
dematen, maken eene gem. uit, welke tot de klass. van Leyden, ring van
Alphen , behoort. — Deze gem. was te voren gecombineerd met die van
Alphen. Na de Reformatie schijnen de Heeren van Alphen en die van
O udshoorn-en-Gnepboek om beurten de ap- of improbatie van bet beroep
te hebben gehad. Cornelis de Veaming van Oudtshoorn-en-Gnephoek ,
in den jare 1638 met deze ambaebtsheerlijkbeid verleid zijnde , kreeg,
tusschen 1646 en 1661 , met den Heer of Vrouw van Alphen, eenig
verschil over de kiesbeurt van den Predikant; de een den ander vol-
strekt niets willende toegeven , zoo besloot de Heer van Oudshoorn,
om zijne inwoners, zoo ver die onder zijn bestuur behoorden , :van
die van Alphen te scheiden ; hij deed te dien einde eene honten loots
opslaan , in welke, in het jaar 1661 , door den Heer P rilip s Geeeker-
kbn, voor de eerste maal gepredikt werd. Bij de oprigting en inwijdiug
van dit houten kerkgebouw, was hier nog geen Predikant of kerkeraad
aangesteld, wordende het ambt van Diaken voor alstoen nog waar-
genomen door de klassis van Woerden en Over-Rijnland , tot dat er,
op den 28 Junijdes zelfden jaars, door den zelfden Heer tot Predikant
van deze nieuwe gem. beroepen en daarna bevestigd werd' Gerardus
Haak , die ruim veertig jaren de dienst albier heeft waargenomen,
en in 1702 emeritus werd verklaard. Het beroep geschiedt door den
kerkeraad , die daarvan kennis geeft aan den Ambachtsheer.
De Evang. Luth., die hier 17 in getal zijn , behooren tot de gem. van
Bodegraven. — De R. K., van welke men er ongeveer 230 telt, parochie-
ren gedeeltelijk te Alphen, gedeeltelijk aan den Hoogen-Rijndijk, onder
Hazerswoude. — De 12 Isr., die er wonen, behooren tot de ringsyna-
goge van Alphen. — Men beeft in deze gem. eene school.
Het wapen der gem. Oudseoorn-en-Gnephoek is het zelfde als dat van
de heerl. Oudshoorn.
OUDSLIJKER-VEER , elgenlijk Oub-Lekker-veer , in de wandelmg
h e t Ä u s e u r e r - v e e r of O u d s e i k k e r - v e e r genoemd , pontveer over de Lek,
prov. Zuid-Holland, gem. en 10 mm. N. O. van het d. Hagestem,
Fn de strekking van het Utrechtsche d. het Waal. Zie voorts op Hagestein.
OUDTERP b., prov. Friesland, kw. Ooslergoo, griet. Uost-Bon-
aeradeel arr.’ en 6 u. N. O. van Leeuwarden , kant. en 1 | u. 0. van
Bochum, l u. N. 0 . van Be, waartoe het behoort.
OUD-VOORST, d. in het Land-van-Maasen-Waal, prov. Gelderland.
^'oEDWIJK, voorm. kloost. in het Overkwartier der prov. Utrecht,
arr., kant., gem. en 5 min. N. van Utrecht, buiten de Wittenvrou-
wen-poort, ten zuiden van de Biltstraat. •
Dit kloost. werd in het jaar 1131, voor adellijke Jonkvrouwen gesucht
, die daar naar de orde van S t . Benedictus leefden, door eene
adellijke vrouw, met name Machtiedis , zijnde Burggravm van Utrecht,
emalin van Arnoedus , Burggravius (Burggraaf). Doch de kerk is
wat later voltrokken, en den 25 Julij 1717 , door Godeeridus van
Ebenen, den acht en twintigsten Bisschop van Utrecht, in gezelschap
van drie andere Bisschoppen aan de H. Maagd Maria en aan den
H. Stephanus toegewijd. f .
De Abdis werd eerlijds gekozen door het konvent. Nadat de Keizer
Heer van het Sticht geworden was, werd er geen ander door het Provincial
Hof ingesteld , dan die door den Keizer benoemd was. Na de
Reformatie, in het jaar 1580, is er gehandeld over het afbrekeruvan
het pemelde klooster. De toren werd reeds gesloopt in het jaar 1582 ,
doch op het aanhouden van vele personen , voornamelijk dergenen,
die daar dochters hadden wonen , bleef het klooster nog staan tot het
iaar 1584 wanneer bet door eenige opgehitste burgers in brand is ge-
sloken zijnde te voren door den raad reeds besloten, dat het klooster
afgebroken en het hout en ijzerwerk verkocht zoude worden. Da
Abdis A. R a i e en de achttien nog overige nonnen , werden binnen de
stad gehuisvest en haar de inkomsten van het convent verzekerd,
welke0 goederen onder administratie van de Slaten der provincie ge-
steld waren. De Abdis betrok het conventshnis aan de Nieuwe Gracht,
terwiil tot de ontvangst der overige jufvrouwen het buis vande ^rouwe
va« Saesveedt voor twee honderd en vijftig gulden gehuurd, werd
ingerigt. Na het uitsterven van deze adellijke dames zijn de inkomsten
der Abdij aan de provincie gekomen. De laatste Abdis was J o hanna
van Brakee.
Ter plaatse, waar dit klooster gestaan heeft, ziet men thans een
builenverblijf, waarin eene kostschool gevestigd is , en dat thans in
eipendom bezeten en bewoond wordt door den Heer J. Keein.
Op een stuk grond, hetwelk tot dit klooster behooide, is in het
jaar 1637 de Maliebaan, buiten Utrecht, aangelegd. ^
OUDWIJK , oude naam van het d. U itw ijk , in het Land-van-Altena
, prov. Noord-Braband. Zie U itw ijk .
OUDWOÜDE of Oetwoede, d., prov. Friesland, kw. Oostergoo,
griet. Kollumerland-en-Nieuw-Kruisland, arr. en 6 u. 0 . N. 0 . van
Leeuwarden , kant. en 2£ u. Z. 0 , van Dockum.
Tot dit d. behooren deb. Veenkloos t er , Wyg e e s t , W i r d e n e n
Oudwoudumer-zi j l . De inw. vinden in den landbouw hun bestaan.
De Herv. die er zijn , behooren tot de gem. van Oudwoude-en-Westergeest,
welke hier eene kerk heeft, zijnde een klein, langwerpig
vierkant gebouw, met eenen kleinen spitsen toren, doch zonder orgel.