cenen zwaren aarden wal om den vtjvcr leggen, en ook hog 100 ponde-
inaten (rnim 36 bund.) kloosterland , bij de poort des kloosters gelegen,
door cenen hoogen dijk oinringen, waarvan de overblijfselen nog zigtbaar
zijn. Dcze Abt verbeterde en verfraaide voorts het klooster grootelijks,
als door het bouwen van een ziekenhuis, een lust- of zomerhuis voor de
Monniken en andere verbeteringen in het inwendige der gebouwen. Hij
liet mede in het klooster eene bibliotheek aanleggen, cn prees zeer het ge-
bruik van nuttige boeken bij zijne kloosterlingen aan. Het schijntdal
de vroegere woestheid en oorlogszucht, die de Monniken zoo ongunstig
onderscheiden hadden , door de goede gezindheid en het voorbeeld van
dezen Abt beteugeld werden, waardoor dan ook de welvaart des kloosters
en het godsdienstig leven der kloosterlingen niet weinig toenam.
In 1499 werd de toenmalige Abt, P etrds P oppingawier , door den Her-
tog van Saksen tot Lid van den Hoogen Raad in Friesland aangesteld,
waaruit men kan opmaken dat Oedekeooster in die onrustige tijden |
of althans in het begin, de zijde van den Hertog van Saksen koos.
Dit heeft het klooster evenwel geenszins beveiligd tegen de woede
der Saksische en Duitsche Soldaten, die , bekend onder den naam van
den Zwarte hoop , vele deelen van Friesland doorkruisten, om het wan-
kelend gezag der Saksers te sehragen en te doen eerbiedigen, en op
vele plaatsen grooten moedwil en gruwelen pleegden. Ook Oedekeooster
ondervond in 1813 hunne woestheid, toen deze hoop , na Lidlmn,
Ludingakerk en andere plaatsen verwoest en geplunderd te hebben ,
in Oedekeoostbb post vatte , om , zoo mogelijk, de Gelderschgezinde
stad Boisward te hemagtigen. Zij hielden ook hier, gelijk overal,
siecht huis , en Oedekeooster was, evenzeer als de gemelde konventen,
eene prooi van hunnen roof- en moordlust geworden, indien zij niet
door vrees weerhouden en eindelyk , door den Overste L enard S wart-
s e n b u r g , met 1200 Soldaten en vele ingezetenen van Wonseradeel, ver-
dreven waren geworden.
Nadat de burgertwisten en verdeeldheden in Friesland, onder de
regering van Keizer Karee V , allengs verdwenen , kwam Oedekeooster
ook weder tot vorigen bloei en welvaart en nam de bevolking aan
zienlijk toe.
In 1853 , evenwel, ondervond het klooster een nieuw ongeluk. lie
Wederdoopers , die zieh reeds in Holland en elders, als dolle en razende
lieden hadden aangesteld , staken nu mede naar Friesland over, om
hunnen aanhang te vergrooten. Zij namen den 30 Maart Oedekeooster
bij verrassing in ; doch Georgies S chenck, Stadhouder van Friesland ,
bragt spoedig eenen hoop volks, uit alle de oorden der provincie, bij-
ecn, belcgerde de Wederdoopers, die het klooster bezet hielden,
noodzaakte hen zieh over te geven, en deed vier en twin tig hunner op-
hangen ; vijftien werden onlhoofd, de vrouwen en maagden , naar
Leeuwarden gevoerd en decls achter het Blokhuis , deels in het Hem-
penser-meer verdronken. Dus eindigde het bedrijf der Wederdoopers
in Oedekeooster , hetwelk nu weder door den Abt en zijne kloosterlingen
betrokken werd. Het schijnt evenwel dat het klooster bij deze inneming
en herwinning niet veel volks verloren heeft : want in 1837, toen de
Makkumer-zijl of sluis vernieuwd werd , was het klooster zoo volkrijk,
dat de boter van de vier en vijftig koeijen , die men in het klooster had,
op verre na niet toereikende was voor eigen gebruik , waarom de kelder-
meester JonAsms van L eedwarden , nog twaalf tonnen boter moest koopen.
Welligt had men , tot de vernieuwing der genoemde zijl, ook vrecmde
hulpbehalve die der Lekebroeders noodig, waardoor het klooster
eenelalrijke bevolking hadle voeden. Deze Makkumer-zijl, thans nog
aanwezig behoorde aan O ed ek e o o ste r , en moest door dat gesticht
o n d c r h o u d e n worden, gelijk de in 1778 gedamde kleine zijl aldaar,
aan het konvent Achlum behoorde. Van de laatste derlig jaren ,
dat O ed ek eo o ste r nog bleef bestaan, valt weinig aanmerkelijks te zeg-
Ken alzoo de reeds toen hier en daar aanwezige zucht naar eene kerk-
hervorming , te gelijk met de zedeloosheid en onwetendheid der kloosterlingen,
zeer toenam, en het einde van zulke gestiebten voorspeldc.
Oedekeooster werd bijna geheel verwoest, den 19 October 1372, zijnde
den zelfden dag, toen Lidlum en Monnikebajum vernield werden. * Onder
Cunebbs P e t r i, eersten en laatsten Bisschop van Leeuwarden, hield de
laatste Abt T homas van Groningen zieh nog al eenigzins staande, doch
den 13 November 1879 eindigde het kloosterleven geheel. De Abt werd
op dien dag gevankelijk naar Leeuwarden gevoerd, denkelijk ten ge-
volge van zijn oproerig gedrag tegen de Staten, eh zijne verkleefdheid aan
Spanje ; dit ten minste is zeker, dal hij het verzoekschrift ter ver-
hindering der unie mede had geteekend, Hij overleed den 3 Augustus
1899 , en ligt in het koor van de kerk te Hydaard begraven. Op den
grafsteen leest men , behalve het grafschrift, nog een Latijnsch versje.
Twee dagen na de gcvangenneming van den Abt (18 Nov. 1579) werd,
bij een besluit van de Staten van Friesland , bepaald, dat de alge-
meene en openbare oefening van de Hervormde godsdienst in Friesland,
van nu af zou gehandhaafd worden. De kloostergoederen werden
aan den Lande getrokken, om deze tot nuttige cinden te bezigen.
De losse goederen werden terslond, doch de landerijen van tijd tot
tijd verkocht. Nog waren in 1640 twee stemmende plaatsen van Olde-
kloostbr in eigendom aan de provincie Friesland verbleven, doch deze
waren reeds in 1698 een eigendom van particulieren geworden.
OjtDE-KLOOSTER, h o e z e e r th a n s s le c h t s e en g e h u c h t m e t e en e g e r in g e
be v o lk in g , cn g e en e s ch a d uw v e r to o n e n d e v a n d e v r o eg e r e g r o o th e id ,
is en b t ijft e v e n w e l r ijk a a n h e r in n e r in g e n v o o r o u d h e id in in n a a r s.
OLDEKLOOSTER-IN-DE-MARNE, voorm. abdjj in Hunsingo, prov.
Groningen. Zie Marne (A bd u -in-de-) .
0LDELAMER of Oedeeemmer, d., prov. Friesland, kw. Zevenwou-
den, griet. SteUingwerf-Westeinde, arr. en 2£ u. Z. van Ileerenveen,
kant. en 2 u. W. ten Z. van Oldeberkoop.
Men telt er 260 inwoners, die meest hun bestaan vinden in de
veeteelt.
Dit dorp plag weleer beroemd te zijn , wegens de menigte van turf,
die er jaarlijks gegraven werd , doch thans is deze voorraad genoegzaam
ten einde. Ook zijn de drie schipslooten , die uit deze veenen naar
de Kuinder liepen , reeds vervallen. Weleer plagten hier binnen den
Weerdijk ook bouwlanden te zijn, doch overigens ziet men hier'niets,
dan wei- en hooilanden.
De Herv., die er wonen, behooren tot de gem. van Oldelamer-en-
Oldetnjne, welke hier eene kerk heeft. ■—• De Doopsgez., die. men er
aantreft, worden tot de gem. van Joure gerekend. — De R. K., die
er zijn, behooren tot de stat. van Oldeholtpade. — Men heeft in dit
d. eene school.
OLDELAMER-EN-OLDETRYNE, kerk. gem., prov. Friesland, k lass,
van Heerenveen, - ring van Wolvega, met twee kerken , als : eene te
Oldel amer en £ene te Olde tryne.
Men telt er 490 zielen, onder welke 130 Ledematcn. De eerste,
die in, deze gem. het leeraarambt heeft waargenomeD , is geweest Gor-
VIII. D e e e . ^