NIJENHOF, voorm. huis in Fivelgo, prov. Groningen, arr. cn rtrir»
2 u. 0. van Groningen, kant. en omstreeks 1 u. N. 0 . van het Ilooqe-
zand, gem. en 1 | u. W. van Slochleren, op eenen kleinen afstand van1
Scharnier, waartoehet bchoorde, ten W. van den rijweg.
y.an ‘V.1 lluis> door 66n der Heeren G ia n t gestiebt en naderband in
de familien J a r g e s en V a l c k e overgegaan, zijn nog, in het zuidoost-
einde van Scharmer, de grachten en singcls zigtbaar. De daartoc
behoord hebbende gronden , beslaande eene oppervlakte van 14 bund.
SO v. r. 70 v. ell., worden thans in eigendom bezeten door den Heer
Mr. J o an D id e r ik T r e s l in g , Notaris, woonachtig te Sebarmcr.
NIJENHUIS, geh. in Fivelgo, prov. Groningen, arr., kant. en 2 n
O. van Jppingedam, gem. en 1J ir. Z. 0. van Delfzijl, 20 min.
Z. 0 . van Oterdum; met 3 h. en ongeveer 30 inw.
Dit geh. was eertijds een voorwerk van het St. Jans-konvent te
Oosterwierum.
NIJENHUIS, voorm. state,' prov. Friesland, griet. Baarderadeel. Lle- U n i
NIJENHUIS (HET), havez. in Zalland, prov. Overijssel, arr. en
4 u. N. van Deventer, kant. en 1J u. W. van Raalte, gem. en 2 u.
0 . van JFijlie, in de bnurs. IV echterholt.
Deze havez., bestaande uit een zeer ruim, uit het water opgetrokken
woonhuis, twee groote bouwhuizen , achttien boeren hof- en kater-
steden, ruime en vruehtbare tuinen en boomgaarden , uitgestrekte
wandclwegen, zeer aanzienlijke opgaande eiken-, beukeu- en dennen-
bosschen, benevens eiken akkermaalsbossehen , beslaat, met de daartoc
behoord hebbende gronden eene oppervlakte van 337 bund. 83 v r
84 v. ell.
4 a 8 4 wei-d R u d o l f of R o e l o f v a n I t t e r s u m met dit goed beleend
door F l o r i s v a n W e y e l i c k h o v e n , den vijftigsten Bisschop van Utrecht.
Van dit jaar af is de havezathe dqor diens nakomelingen bezeten tot
in bet jaar 1705. In dit jaar overleed aldaar R o b e h t v a n I t t e r s u m
Drost van Zalland, gehuwd met E l e o n o b a S o p h i a B e n t I n c k , die, ver-
mits er uit dit Imwelijk geene hinderen geboren waren, na overlijden
van baren echtgenoot, kraehtens testamentaire dispositie van dezen
cigenaresse van het N i j e n h u i s geworden is. Bij haar overlijden heeft
E l e o n o b a S o p h i a B e n t i n c k dit goed nagelaten aan den Heer C h a r l e s
B e n t i n c k , hären neef, die het daarna heeft verkocht aan zijnen neef
den Heer W i l l e m B e n t i n c k . Deze liet het, bij overlijden, na aan zijnen
zoon, A d o l f K a r e l B e n t i n c k , aldaar overleden den 11 Maart 1837.
In Julij 1838 is h e t N i j e n h u i s in het openbaar geveild, doch niet
verkocht, maar daarna verdeeld tussclicn eenige der kinderen en erf-
genamen , welke het huisperceel met de tuinen, wandelingen enz. in ge-
meenschap gehouden hebben , met nitzondering van een klein gedeclte
dat aan landbouwers verkocht is. De tegenwoordige eigenaren zijn
de Heer A. A. Baron B e n t i n c k , Zr. Ms. Afgezant bij het hof te Brussel
; de Heer D. M. Baron B e n t i n c k , Kantonregter te Raalle: de Heer
vf'™' v uar°n BEr,T,r,CK> Hypotheekbewaarder te Brielle; de Heer
V. M. F . Baron B e n t i n c k , te Haarlem; Jonkvrouwe A. J. M. A. Baronnesse
B e n t i n c k , te Zwolle, en Mevrouw de Baronnesse W. F B e n t
i n c k , echtgenoot van den Heer Mr. F . A. S . A. Baron v a n I t t e b s u m ,
Kantonregler te Hattem.
NIJENHUIZEN b. in Hunsingo , prov. Groningen, arr. cn 5 u,
W. van jppingedam, kant. en 2 u. Z. van Onderdendam, gem.
Uedum ; uit drie boerenplaatsen , met ruim 20 inw., bcstaande.
NIJEN-IIUIZEN (DE TWEE-), liavez. in Follenhove, prov. Overijssel,
arr. cn 5j§ u. N.. van Zwolle, kant. Folienhoven, gem. Ambt-
Follenhove. , , .
Deze havez. wordt, met de daartoe bchoorende gronden, thans in
e i g e n d o m bezeten door den Heer Baron S l o e t v an d e t w e e N u f / n c iz e n .
NIJENRODE, ridderhofst. in bet Nederkwarlier der prov. Utrecht,
arr. en 3 u. N. ten W. van Utrecht, kant. cn 1 u. Z. van Loenen,
gem. Breukelen-Nijenrodes, | u. Z. van het d. Breukelen.
Dit adell. h. was vroeger leenroerig aan de gralehjkheid van Holland
en werd in het jaar 1536, door de Staten van Utrecht, voor
eene ridderhofstad erkend. Het sebijnt echter eertijds een vrij eigen
goed gewecstte zijn , tot dat G i j s b e r t v a n N i j e n b o d e het aan den Graaf
van Holland opgedragen , en van hem weder terleen ontvangen heeft, op
Yrouwendag, in het midden van Augustus, van het jaar 1311 sedert
welken tijd het leen aan de grafelijkheid van Holland gebleven is. Na
hem is zijn zoon, S p l in t e r v a n N i j e n r o d e , in 1346, er mede beleend
geweest, en wijders G i j s b e h t v an N i j e n r o d e , die in 1385, op St. Odul-
phusdag aan F l o r is v a n W e v e l in c k h o v e n , den vijftigsten Bisschop van
Utrecht, beloofde, zieh in zijn laag gerigt, geen hoogere heerlijkheid
te zullen aanmatigen. Na zijnen dood is hem zijn zoon, O t t o van N y en-
b o d e opgevolgd, die de beleening ontving in het jaar_1396 , welke door
zijne dood gekomen is op zijnen zoon J an v an N i j e n r o d e , die N i j e n r o d e
in het jaar 1432 bezat, en het nagelaten heeft aan zijnen zoon G i j s b e r t
v a n N i j e n r o d e , beleend in het jaar 1453. Dewijl hij, bij zijne huis-
vrouw E l e o n o r a v a n B o b s s b l e , geene kinderen verwekt had , is N i j e n r o d e
gekomen öp J an v an N i je n r o d e , een zoon van zijnen broeder J an v a n
N i j e n b o d e , na wiens dood diens doebter J o s in a v a n N i j e n r o d e , in het
jaar 1496, daarmede beleend werd. Deze, eene rijke en nog minder-
jarme erfdochter zijnde, werd, den 4 Februarij des jaars 1504, bui-
ten°weten van hare vrienden, met geweld van het huis te N ij e n r o d e
vervoerd, door W il l em T o b c k , een zoon van G o d e r t T o b c k en
M a b g a r e t a v a n E gmond , eene dochter des Heeren van IJsselstein , waar-
over hare bloedverwanten en voogden wel geklaagd, doch geen regt
hebben .kunnen bekomen ; zij' scliijnt zieh echter in deze schaking
geschikt te hebben , daar zij al spoedig met T o r c k in den echt
trad, die zieh later meermalen een klock 'en beraden krijgsman
betoonde. Na haar overlijden is de ridderhofstad N ije n r o d e gekomen
op E l iz a b e t h T o b c k , hare oudste dochter, daarmede bc-
leend in het jaar 1539, die, gehuwd zijnde met B e Eb n t van d e n
B o n g a a rd , Heer van Bongaard, Ter-Lucht enz., en bij heiiji kinderen
gewonnen hebbende , deze ridderhofstad aan die van dat
geslacht overgebragt heeft, welke haar ook lang bezeten hebben,
want na de dood van E l iz a b e t h T o b c k is de beleening gekomen op
hären zoon F l o r is v an d en B o n g a a rd , en na zijn overlijden • op zijnen
zoon B e e r n t v an d e n B o n g a a r d , die, in November des jaars
1629 stervende , opgevolgd is door zijnen zoon B e e r n t v an d en B ong
a a r d . Deze was gehuwd met W il l e m in a v jn B r o n k h o r s t , Vrouwe van
de Stad, weduwe van A d o l p h v an R u t t e n b e r g , Heer van Slaver-
dam, doch bij haar geene kinderen bekomende , heeft hij zijne huis-
vrouw gelijftogt in het vruchtgebruik zijner goederen , zoo lang zij
weduwe en ongeliuwd-' blecf. Toen hij nu in October 1641 -overleden
was, heeft zijne weduwe, volgens haar mans uiterslen wil, zieh,
in het volgende jaar, daarmede' laten verleiden. Daarna zieh door
een derde imwelijk aan W il l em V in c e n t , Baron v in W it t e n h o r s t ,