Heer H e n d r ik Ü b s a r t , die hot in het jaar 1783 achterliet aan zijn
zusters zoon , W e s s e l C o r n e l is F e r l em a n , Schepen ’s Lands van den
Yrije, teSluis in Vlaanderen. Wathetdeel Bewes ten-Steene betreft,
waarin het dorp gelegen is, en waartoe ook behoort St. Jo o s - polder,
St. Ja cob s-p o 1 d e r , een gedeelte van den Verbranden-
nians - polder en , zoo men wi l , ook St. J eroens-polder , daar-
van vindt men geene. andere eigenaars aangeteekend, dan in het jaar
1602 , wanneer Jonkheer W il l e m v an d e r M e e r v an B e r e n d r e c h t , Rent-
meester-Generaal Beoosten-Schelde, er Ambachtsheer van was, die, in
het jaar 1614 overlijdende, het naliet aan zijne twee zonen, Jonkhee-
ren J a co b en M a x im il ia a n v a n B e r e n d r e c h t , welke Heer J a co b het deel
zijns broeders M a x im il ia a n , hetzij bij koop of anderzins , verkreeg , en ,
bij zijn sterven , zijne weduwe , Vrouwe A nna B e a t r ix d e l a S a l l e , daar-
van den eigendom liet; van wier dochter , Jonkvrouw A nna C o r n e l ia
v a n d e r M e e r v a n B e r e n d r e c r t , wednwe van den Heer J o h a n v a n S ta -
v e n is s e , Commissaris van de monstering en Burgemeester des Lands van
den Yrije , te Sluis in Ylaanderen , het vervolgens in het jaar 1683
kwam te versterven op hare dochter, Jonkvrouw A nna E l e o n o r a van
S t a v e n is s e , die het ten huwelijk bragt aan den Heer J oha n d e H cy-
b e r t , Luitenant-Generaal der Ruiterij. Bij diens overlijden verviel het
op hunne dochter , Jonkvrouw I sa b e l l a CoRNELiA d e H u t b e r t , die ook ,
de vier vijfde deelen Be oo s t e n - S te e ne aangekocht hebbende , bij af-
sterven , in het jaar 1727, het deel Bewesten-Steene achterliet aan
J an W il l e m d e M an , als afslammeling van M a x im il ia a n van d e r M e e r van
B e r e n d r e c h t , broeder van J aco b v a n B e r e n d r e c h t , oudste en naaste
mansoir uit het zelfde geslacht. Deze heeft het in 1742 nagelaten
aan zijnen zoon, E n g e l b e r t d e M an , Schepen en Raad te Nijmegen,
die het in 1762 heeft verkocht aan W il l e m B r e e k p o t , van wien het
wederom, door koop aan H e n d r ik D b s a r t kwam , waardoor de splitsing
van het geheele ambacht ophield. Thans wordt deze heerl. in eigendom
bezeten door den Heer H. G . M o lo c k H advver , woonachtig te Zierikzee.
Het d. N o o r d g o d w e ligt 1 u. N. van Zierikzee, 1 u. Z. Z. 0 . van
Brouwershaven. Het voert zijnen naam naar een gedeelte van het water
de Gouwe, hetwelk Dreischor , dat voormaals een eiland op zieh zelvcn
was, van het Land van Schouwe afscheidde , en Noordgouwe werd ge-
naamd , in tegenstelling van het andere gedeelte deszelfden waters , dat
bij de stad Zierikzee, Schouwen en Duiveland van elkander scheidde,
en den naam van Zuidgonwe droeg. In het jaar 1304 was dit vaarwa-
ter nog zoo ruim , dat de Fransche Zeevoogd R e in ie r G r im a l d i , met een
goed getal schepen, de Noordgouwe in kwam varen, om Zierikzee van
het beleg der Ylamingen te outzetten. Maar kort daarna is deze vaart
dermate verland , dat reeds in het jaar 1374 het gors en slijk tusschen
Schouwen en Oud-Dreischor, door J an van C h a s t il l o n , Graaf van Blois,
Heer van Avesnes, Schoonhoven en Ter-Goude, wien het Land van Bret-
schor toebehoorde , is uitgegeven, om tot een nieuw land bedijkt te worden,
aan W il l e m H o n t W il l e m s z . , zijn Rentmeester in Zeeland , en andere
goede lieden. Bij den uitgiftbrief, gedagteekend te Schoonhoven , des
WoensdagS na St. Adolfsdag des voorschreven jaars, werd door den Graaf
v a n B l o i s , voor zieh besproken , het vijfdegemet lands, deelfde schoof,
en het tiende lam ; voorts werden ook aan hem bebouden het hooge geregt
en heerlijkheid, met de verbeurtenissen boven de tien ponden ; doch
de verbeurtenissen van tien ponden en daar beneden, met alle ambacht
en ambachtsgevolg, werden daarbij aan gedachten W il l e m H o n t uitgegeven
tot een regt leen. Ook werd bij deriNieliden brief vastgesteld,
» dat in het nienw te dijken land, al zulk een /regt gebruikt zou wor-
» den , als in Oud-Dreischor, en dat het beleid en herigt zou worden
a bij de genen, die daarin wonen zouden, en die men Sohepens maken
» zoude/’ Twintiggemeten lands (9 bund. 18 v. r. 20 v. eil.) van des uit-
gevers vroonen, werden door hem bij gedachten brief, ook tot eertealtoos
durende inkomst aan de kerk , aldaar te bouwen , geschonkcn. Deze uit-
gift nu, kan van geen ander , land dan van N o o r d g o u w e of Zonnemai r e
verstaan worden , aan gezien deze het Land-van-Schouwen en dat van
Dreischor zoodanig aan elkander hechten, dat N o o r d g o u w e en Zonne mai
r e , alleen door de eigen dijken van Schouwen en Dreischor, van
die landen afgescheiden worden , en zelfs geene dijken aan die beide zij-
den hebben. Dock aangezien men in de steenrollen vanZeeland-Beoosten-
Schelde vindt aangeteekend , dat Noordgouwe-Bewest en-S t eene,
loebehoord hebbende aan F il i p s d e H o n t , en W i t t e , zijnen broeder , eerst
in 1400, by Hertog A l b r e c h t , teboek ontvangen is , op vier honderd en
vijftig gemeten (ruim 206 bund.), ambachts, onder het rentmeestersebap
Beoosten-Schelde, volgens den brief, daarvan gegeven in ’s Gravenhage,
den 24 Mei van dat zelfde jaar, en dat de gelegenheid van den dijk,
tusschen Zonnemaire en N o o r d g o u w e , strekkende van den dijk van Dreischor
tot dien van Schouwen , en liggende met zijne vlak afloopende
buitenzijde naar Zonnemaire, duidelijk aanwijst , dat Zonnemaire later
dan N o o r d g o u w e aaugedijkt is ; zoo moet men hieruit voor vast
besluiten, dat de gedachte brief van den Graaf v an B l o i s , de uitgifte van
dat gedeelte van N o o r d g o uw e ^ behelst, hetwelk men Beoosten-Steehe
noemt, dat een gevolg van Oud-Dreisehor was , en niet onder het rent-
mcesterschap Beoosten-Schelde behoorde ; terwijl deindijkers het andere
gedeelte aan den kant van Schouwen , hetgeen onder het gedachte Rentmeesterschap
behoorde , en B e j r e s t e n - S t e en e genoemd werd , bij
uitgifte van den Graaf van Zeeland moeten verkregen hebben, waarom
het ook , na de bedijking van N o o r d g o u w e , zoo als gezegd is, bij den
Graaf te boek ontvangen werd.
Het d. is wel niet groot, maar van eene aangename gelegenheid;
aangezien het land hier vol vruchtdragend en ander geboomte is, zoo-
dat in den omtrek dezer heerl. onderschcidene buitenplaatsen van
meerder en minder aanzien, en dat wel in grooter getal, dan in alle
overige deelen van Schouwen te zamen , gevonden worden.
Er zijn sommigen die meenen , dat men door N o r t g o , hetgeen voor-
komt in zekeren giftbrief van H e n d r i k IV, len behoeve vafl W i l l e m v a n
G e l d e r , den een en dertigsten Bisscbop van Utrecht, den 2 Mei des
jaars 1064 gedagteekend , mogelijk dit NooRDGonwR te verstaan hebben.
Doch hetgeen zoo even van de bedyking dezes lands «gezegd is ,
toont zeer klaar, dat N o o r d g o u w e toen , en zelfs lang naderhand ., nog
niet in wezen is geweest. _
De kerk, welke eepst na 1374 moet gebouwd zijn , ofschoon niet
groot , is echter voldoende voor de gemeente, en heeft eenen Vierkanten
toren met stompe spits. De pastorie had voor de Reformatie
eigendom in twee percelen gemeten 123 roeden (9 v. r. 66 v. eil.)
lands , nog een gemet (43 v. r.) driest bij de groote Wiel , alle sedert
in erfpacht uitgegeven. De Gildemeester in dit ambacht moest jaarlijks,
tot onderhoud der pastorij, voidoen vier pOnden Vlaamsch (24 guld.),
welke men wi l , dat nog tot 1793 jaarlijks aan het kantoor der geestelijkc
goederen werden opgebragt, dan door wie dit geschiedde weet men niet.
Daar schijnt aan deze kerk eene kapel of allaar te zijn geweest, toe-
gewijd aan de drie Köningen, welke het eigendom had van 5 gemeten