geweer op de borst, hunne plaatsen le mimen , en deden den Raads-
vriend W il l em v a n L oon , die zij meenden dat hun günstig was de
plaats van voorzitlenden Bnrgemeester innemen. , Middelerwijl liep het
gerecht door de stad , dat het stadhuis ingenomen en de Raad ver-
inoord werd. Men klepte de klok ; de bnrgerij kwam in het geweer
rukte naar het stadhuis , schoot onder de aanvallers en deed ze in
eenen oogenbhk verstniven ; terwijl er eenigen van hen gegrepen werden.
De verdrevene Regenten namen terstond hierna hunne plaatsen
weder in. Vier der gevangenen werden , nog den zelfden avond , nit
de venslers van bet stadhuis, opgehangen. Een der oude Regenten
Dr. W il l em R o c k e n s , op heeter daad gevat zijnde , werd des anderen
daags avonds, op de plaats van het stadhuis, onthalsd. Ook werd
toen nog een der handdadigen , dien men in vrouwenkleederen betrapt
had, gehangen. V an L oon werd naderhand van zijne raadsvriendplaats
cn burgerschap ontzet en onbekwaam verklaard, om eenig ambt in
de stad of het schependom te bekleeden. Het hofte Arnhem, waarin
hy Kaad was , zocht hem echter de hand hoven het hoofd te hou-
den en verklaarde hem onschuldig, doch hij is nimmer te N ijm e g e n
weder in de regermg geraakt. De Advokaat S e b v a a s van K c il e n b d b g ,
die de Iielenaars had opgestookt , om de hand te leenen in de ver-
andering der Regering le N i jm e g e n , week, .op de tijding van het mis-
Jukken des aanslags , ten lande uit, en werd sedert openlijk ingedaagd.
De steden van het kwartier van Nijmegen raakten hierna allengs tot rust.
ln het jaar 1748 vond de Stadhouder W il l em IV goed , de Revering
te N i jm e g e n te veränderen , bij eenen besloten brief, welks in-
houd, den 23 Augustus, terwijl de bezefting in de wapenen slond,
openlijk werd afgekondigd. De Raad der stad werd van twaalf op
twinlig, de Cemeenslieden, van twintig op twee Cn dertig personen
gebragt. De gemeente was hier ook onrustig en reeds in het vorige
jaar in de weer geweest met het ontwerpen van verzoekschriften tot
vermeerdermg van het gezag van den Prins, doch ten dezen tijde
was er geen aanmerkelijke beweging onder het volk bespeurd. Alleen
werden , na het voorstellen der Regering, aan sommige huizen
de glazen mgesmeten. Velen hadden zieh verbeeld, dat de oude Regering
in het bewind zou gebleven zijn , nadat zij , in Junij, besloten
had, nevens de andere Leden des kwartiers, het graafschap Culen-
horg hetwelk de Staten des kwartiers, in bet jaar 1720, gekocht
hadden , aan den Stadhouder op te dragen , doch zij vonden zieh be-
drogen. De Prins nam, na het veränderen der Regering te N i jm e g e n
door Gemagtigden , bezit van het graafschap en ontving de hulde cn
den eed des Wethouderschaps cn der burgerij, nadat zijne Gemagtigden
haar eerst gezworen hadden.
Sedert langen tijd waren er geschillen gerezen tusschen den Pro-
cureur-Generaal van Gelderland, aldaar Momber genoemd, en de
Regermg der stad N ijm e g e n , wegens het uitoefenen van het liifstraf-
ielijk regtsgebied in het Rijk-van-Nijmegen. De eerslgemelde hield
staande, dat de hoogheid van den lande daarin belrokken was ;
de Regering beweerde dat de Schepenen van het Rijk den Regtsdwang
aldaar toekwam, zonder dat hunne vonnissen, door den Burgfr^
af des Rijks, aan den Hove behoefde raedegedeeld te worden.
Uerhaalde keeren werd deze zaak ter Geldersche Staatsverpaderinf
ge ragt, en laatstelijk in het jaar 1766 , op nader aanzoek van den
fflomber, in die vergadering behandeld. De strijdigheid der gevoe-
,n de dne kwartieren bragt te weeg, dat men het geschilstuk ter
heslissing aan den Prins ovcrlict. Deze maakte eerst in Junij des
iaars 1769 daaraan een einde, door eene uitspraak , waarbij bepaald
werd dat de Schepenen der stad N i jm e g e n het lijfstraffelijk regtsgebied
in het Riik-van-Nijmegen zouden blijven uitoefenen , onder het he leid
van den Burggraaf, als landelijken Oflicier van dat rijk ; terwijl de
Prins voorts in onderscheidene gevallcn de noodige punten bepaalde.
Deze uitspraak werd in November door de Stalen goedgekeurd , die
tevens last gaven , dat men wederzijds zieh stiptelijk daarnaar zoude
^ In ^het jaar 1783 trachtte de burgerij van N i jm e g e n liaren verloren
invloed op zaken van Regering te herkrijgen , door eene sedert het
iaar 1872 in onbruik geraakte gewoonle te herstellen , van de Ue-
meenslicden, die nu slechts twee malen in het jaar hijeen kwamen,
alle maanden te doen vergaderen. Hevig en onbuigbaar was de te-
genstand van de Regering tegen dit besluit. En hoezeer Gemagtigden
van wederzijden, ter vereffening van dilgeschil, alle mmnelijke pogm-
p-en aanwendden , bleven de Gemeenslieden bij hunne eischen , de Kaad
bij zijne weigering onverzettelijk , in zoo verre, dat de eerste de ver-
gadering willende doorzetten, de kamer gesloten vonden en door alle
voorstellen , geen verandering in het besluit des Raads könnende te
weeg brengen , te rade weiden , om aan de burgerij , als hunne last,
gevers, kennis van hunne verrigtingen te geven. , u t
Toen in het jaar 1787 de gerechten der plunderingen, in s Herto-
genbosch en elders zoo schandelijk gepleegd, de krijgsbezetting en met
hen de zamenstemmende ingezetenen te N i jm e g e n in beweging gebragt,
en tuk op roof gemaakt hadden , opende zij ook dit tooneel van bur-
eerplaag, met het inslaan van glazen en het bedrijven van andere
verregaande ongcregeldheden en moedwil. De Regering , dit middel tot
handhaving van haar gezag toen niet noodig hebbende, deed eene
scherpe alkondiging tegen zamenrottingen , bewegingen en oproer.
Bij dezen liet zij , dewijl het stuiten haar ernst was , zulks met be-
rnslen doch voorkwam het voortslaan dezer aangevangene woelingen.
De waakzaamheid der Regering en der bevelvoerende officieren , was
hiertoe genoegzaam, en behoedde de stad voor verder geweld. De
Regering reed in koetsen , van krijgsvolk en geregtsdienaars vergezeld ,
de stad door, om den eersten plunderaar , op de daad betrapt, terstond
, zonder regtsgeding , loon naar werk te doen wedervaren. Dit
gezagsbetoon , en de vastberadenheid om de plunderzncht in de geboorte
te smoren hield de boosheid in toom, en bewaarde N i jm e g e n voor
schriktooneelen , zoo als in andere steden van Gelderland vroeger waren
opgeschoven. . . . . i
Den 9 October 1794 werd de stad in Staat van verdedigmg gebragt,
tegen de aanrukkende Franschen, onder P ic h e g b c . Den 24 werden de
batterijen geopend ; den 3 November werd de Broederkerk m brand
geschoten en vele huizen beschadigd. Den volgenden dag werd N i jm e gen
door de Bondgenooten ontruimd. De Engelschen en Hanoveranen
kwamen gelukkig over den vloed , doch de Staatsehe troepen binnen
de vesting, die nu ook wilden oversteken, mögt dit niet gelukken ,
door dien het middelstc vak der schipbrug en ook daarna de ketting
van de gierbrug, door het vijandelijke vuur werd aan stuk geschoten,
zoodat zij zieh met de stad aan den vijand moesten overgeven. In den
nacht van den 7 op den 8 werd een verdrag gesloten , waarbij alle
inwoners in het vrije genot hunner privilegien zouden blijven, doch
leden daarom niet minder door de aanlioudende afvorderingen, enz.