Do Hcrv., die hier wohen , maken , met de ovcrige ait do bürg. gem.
O e g s t g e c s t - e n -P o e l g e c s t , eene gem. uit, welke tot de klass. en
ring van Leyden, behoort, en 625 zielen, onder welke 200 Ledema-
ten , tclt. De eerstc, die in deze gem. het leeraarambt heeft waar-
genomcn , is geweest F l o r e n t i u s M a r c i , in bet jaar 1600 van Aarlan-
dervecn herwaarts beroepen , en in het jaar 16Ö7 te O e s s t g e e s t over-
leden. Het beroep geschiedt door den kerkcraad , onder agreatie van de
Hegering van Leyden, als uitoefenende het heerlijk regt voor de stad.
De R. K., die men er aantreft, maken , met die uit de bürg. gem.
Oe g s g e e s t - e n -P o e l g c e s t en die uit de gem. Ri jnsburg, Val-
kenburg eft de Beid e-Ra t w ij ken , eene stat. uit, welke tot
het aartspr. van Holland-en-Zeeland, dek. van Rijnland, behoort,
1000 zielen , en daaronder ruim 750 Communicanten, telt, en door
eenen Pastoor en eenen Kapellaan bediend wordt.
Er moet vroeger een geslacht bestaan hebben, hetwclk zijnen naam
van dezehcerl. ontleendc, althans in eenen brief van W il l e h H, Graaf
van Hollfind, gegeven in het jd&r 1212 , Donderdags na St. Lamber-
tusdag, wordt gewag gemaakt van Heer D ir k van O e s stg e e st , terwijl
wij in het jaar 1437 G e r r it van O egstgeest als Burgemeester van Leyden
vermeld vinden. Dit geslacht schijnt of het zelfde van dat van
H eerman te zijn , of daarmede ineen te zijn gesmolten. ln de Kronijk
van W. van G oddhoeven vindt meh althans in de lijst der adellijke
geslachten van Holland genoemd H eerman of O egstgeest , en het
wapen van dat geslacht is het zelfde als dat der voorm. heerlijkheid.
Reeds in de vijftiehde eeuw behoorde echter de ambachtsheerlijkheid
van O egstgeest of een gedeeltc daarvan aan den Burggraaf van Leyden
, uit het geslacht vati W assenaer. Zij kwam of bleef, als leen
der grafelijkheid, in het bezit van eenen anderen tak van dat geslacht
en vefvolgens, door erfopvolging , in dal van L ig n e , tot dat, den
2 3 Junij 1615, de heerlijkheid van O bgstgeest- en P oelgeest door de
Regering van Leyden , voor die stad , werd aangekoeht van M aria de
M e l d n , echtgenoot van L ahoraal Prins van L ig n e , Graaf van Valhen-
burg, waarvan het hooge regtsgebied over een gedeelte of het geheel
werd overgedragen , zoo dat de stad het hooge, middelbare en läge
regtsgebied over deze heerlijkheid beZat, en thans nog de heerlijke
regten, voor zoo ver die bestaan, daarover uitoefent.
Het dorp O egstgeest of O estgeest of de Rerkbuurt ligt | u. N. van
Leyden, 1 u. Z. Z. O. van Noordwijk-Binnen , ter plaatse, waar de
straatwegen van ’s Gravenhage en Leyden op Haarlem zieh met elkander
vereenigen, te midden van vruchtbare wei- en korenlanden, doch
de dorpbuurt is niet groot, en eindigt aan de brug Over het ka-
naal, uit de Lede naar Katwijk. De naam van dit dorp vindt men
in de oude sebriften op zeer verschillende wijzen gespeld. In het registcr
der goederen , behoorende tot de St. Maartenskerk te Utrecht, voor
den tijd van O delbaldos , den twaalfden ßisschop, omtrent het jaar
86 6 , wordt het, volgens het exemplaar door P e tru s S c r iverius en
M arcos Z b e r iu s B oxhorn gebruikt , O resgeest genoemd. ln eene andere
kopij, door W il l e h H eda nangehaald, vindt men O s t r e sg e e st , en in
een derde, bij H. van R h ijn te vinden, wordt het O steresgebst gespeld.
Eiders wordt deze naam weder anders geschreven. Welke verande-
ringen mogeiijk ineer ontstaan zijn, door de verkorle wijze van schrij-
ven in de oude handschriften en het kwalijk lezen der uitschrijvers,
dan dat het werkelijk zoo velerlei namen zou gehad hebben. Volgens
sommigen zoude men er door te verstaan hebben O o g stge est , hebbende
het woord geest de beteekenis van een droog verheven land , gelijk
de grond der landerijen hicromtrent meest ovcral gevonden wordt,
welke geest eenen goeden oogst of oegst van koren gaf, zoo als nog
doorgaans gebeurt. Anderen echter willen, dat men eigenlijk O e s t geest
zoude moeten schrijven , zoo als men het gewoonlijk uitspreekt,
emdat die geest ten Oosten van den Rijn l igt, en het dus zoude be-
teekenen Oostgeest. Dit komt ons ook waarschijnlijker voor, temeer,
däar Endegeest en Rijngeest ook van hunne ligging hunnen naam
ontleenen. In de middeleeuwen strekte zieh zoodanige hooge zandige,
meer of minder vruchtbare , landen , die nog tegenwoordig hier en
daar geestgronden genoemd worden, door geheel Holland , längs de
duinkanten nit, somtijds op aanroerkelijken afstand van de zeedui-
nen. De Rijn , nu in hären ouden loop , ten Oosten en Noorden van
de Maren en Lede en de tegenwoordige stad Leyden gekomen zijnde,
liep door- die geestgronden heneri , en verdeelde die zoodanig, dat
die, welke onder Voorschoten, Wassenaar , Valkenburg en verder op
gelegen waren , ten Westen en Zuiden van deze rivier lagen ; terwijl
de geestlanden, tusschen de Rijn en de Maren of Lede , tegen de
meren of poelen , ten Oosten, stuitte. Op zekere piek, aan de noord-
oostzijde van deze landen , bouwde men , in de eersie tijden der ver-
kondiging van het Gbristendom hier te lande, in de nabijheid of te
midden van een groot bosch of heilig woud, aan een stroompje, de
Vliet genaamd, dat uit de Lede in de Rijn vloeide, cn wel op de
plaatswaar mogeiijk te voren een Heidensche offerheuvel of wel eene
kleine sterkte der Romeinen geweest was, eene kerk, die waarschijn-
lijk van hout was. Dit zal de kerk of het dorp op de* O o stergeest
of O o s t e l ijk e - geest genaamd zijn , en van dhar dan O stg e st , O st e r e s -
geest , enz. Onderschcidene schrijvers, onder welke H adriands J d n id s ,
teekenen aan, dat dit dorp mede den naam van K b r kw e r v e of K e r k -
were zo u gehad hebben, en die benaming vindt men mede in het
verdrag, hetwelk in het jaar 1 0 6 3 , tusschen W il l e h van G e l d e r , den
een en twintigslen ßisschop van Utrecht, en R eg ih b e r t iis , Abt van
Epternach , werd aangegaan, maar uit den zamenhang der zaken is met
geen zekerheid op te maken, dat daarmede O egstgeest bedoeld wordt.
De kerk der Herv. wordt voor eene der oudste kerkgebouwen .van
Holland gehouden. Zij Staat geheel afzonderlijk op eenen eenigzins verheven
of heuvelachtigen grond, welke tot eene zeer geschikte en nette
begraafplaats is ingerigt, aan het noordeinde van de kerkbuurt, op
eenigen afstand van daar, over het kanaal, aan den Haagschen straat-
weg. Weinige jaren geleden droeg zij , zoo wel als de toen daaraan
verbanden toren, welke geheel is afgebroken , uithoofde zij door bouw-
valligheid dreigde in te störten, blijken van hooge middeleeuwsche
oudheid. Het is tot nog toe met geene zekerheid gebleken of de ver-
hevenheid, waarop de kerk Staat, de grondslag van een Romeinsche
bürg of sterkte is , zoo als J . O c d a a n , in zijne Roomsche Mogend-
heid, te kennen geeft. In zijnen tijd schijnen er overblijfslen van
Romeinsch aardewerk gevonden te zijn. Tegenwoordig is daarvan echter
geen spoor meer te vinden , cn de ontginningen , gedurende de
laatst'verloopen twintig jaren, door het afbreken en herstellen van de
Jüuur en den toren , hebben , voor zoo veel men weet, ook niets van
dien aard te voorschijn doen komen , maar wel een overblijfsel
uit de vroegere middeleeuwen , te weten eene dood- of lijkkist van
rooden bik- of Bentheimersteen , zonder opschrift noch eenige lelters
°f figuren , in alles overeenkörnende met soortgelijke kisten, welke