
zal mij tevens de gelegenheid aanbieden om te wijzen op de kenmerken,
waardoor de wortel van de overige deelen der plant zich onderscheidt.
ONDERSCHEID TUSSCHEN WORTEL EN STENGEL.
Bij het algemeen heet gewoonlijk het gedeelte der plant, dat zich
onder den grond bevindt, w o r t e l , en de asgedeelten b o v e n den
grond ste nge 1.
Bij de kruidkundigen echter is het begrip, dat aan deze woorden
gehecht wordt een ander. Hunne voorstelling
komt hoofdzakelijk hierop neder: Bij de jonge
kiemplant, zoodra deze zich begint te ontwikkelen,
ziet men groei in twee tegengestelde rigtingen
(z. fig. 3.) De jeugdige stengel groeit naar boven
en zoekt het licht, de wortel naar beneden. Zoo
komt allengs polaire tegenstelling tusschen de
twee uiteinden der as, en tusschen beiden bevindt
zich eene plaats of streek, die noch in de eene,
noch in de andere rigting zich verlengt. Aan dit
gedeelte, collum of nodus vitae (levensknoop) ge-
heeten , werd vroeger ten onregte de oorzaak dier
twee rigtingen toegeschreven.
Terwijl nu de stengel aanhoudend nieuwe knoppen
voortbrengt en bladeren , bloemen en vruchten
draagt, ziet men den waren wortel zich verlengen
, digt bij zijn uiteinde, en zich in takken
verdeden, maar geenszins, zoo als de stengel, in
de oksels der bladeren en takjes nieuwe knoppen
vormen. Gelijk zoo straks bij het anatomisch onderzoek
nader blijken zal, is de knop van den
jongen wortel daardoor onderscheiden van den knop
van den stam, dat de eerste steeds bedekt is
met eene soort van kapje of wortelmuts (calyp-
3.
Gekiemde eikel' tra)' De wortelknoppen staan aan den wortel
(naar fayeb). niet op geregelde afstanden en in regelmatige
spiralen, maar onregelmatig, althans bij de oudere wortels,
die een houtring hebben. Bij zeer jonge komen zij alleen te voorFig.
schijn, waar zich vaatbundels bevinden1). Bij den wortel zijn ook
geene eigenlijke knoopen (nodi) aanwezig. Hierdoor onderscheidt
zich de wortel genoegzaam van den stam, al zij het ook waar, dat in
sommige gevallen beiden elkanders rol kunnen overnemen. Dan hebben
echter geheel ongewone omstandigheden plaats, waarnaar men niet het
begrip van den normalen wortel kan opmaken.
Houdt men zich aan de gegeven definitie van den wortel, dan blijkt
het, dat al hetgeen van de plant zich onder den grond bevindt, niet
noodzakelijk altijd tot den wortel moet behooren. Bij een aanzienlijk
aantal planten ziet men telken jare de eenjarige scheut afsterven,
maar uit het in den grond gebleven gedeelte ontwikkelt zich in het
volgend voorjaar een nieuwe loot. Overal waar dit plaats heeft,
zoo als bij Iris, bij den Kalmus (Acorus Galamus) en bij vele anderen,
daar vindt men een overblijvenden onderaardschen stengel, die zoowel
de eenjarige loten met hare bladeren, bloemen en vruchten als de
ware wortels doen ontstaan. Deze onderaardsche stengel nu, dien het
algemeen voor een wortel houdt , kan verschillende vormen aannemen
en somwijlen uitwendig geheel op een wortel gelijken. Men onderscheidt
daarvan vooral: den wo r t e l s t o k frhizoma), den b o l (bulbus) en
d e n k n o l (tuier) , hoewel
talrijke tusschentoestanden gevonden
worden. De wortelstok
is (fig. 4) een meestal in horizontale
rigting onder den
grond voortkruipende stengel,
met een waren eindknop en
ware geledingen, alwaar de
eenjarige loten op regelmatige
plaatsen ontstaan, zooals
bij Acorus Galamus, het puingras
in onze streken, Iris,
het lelietje van dalem (Con-
vallaria majalis), bij vele spe-
Fig 4.
Wortelstok van Iris (naar mo q u in ta n d o n ).
ceryachtige gewassen (Zingiberaceen) enz. in warmer gewesten.
') Wat dit laatste betreft, zoo schijnt, gelijk sachs onlangs heeft aangetoond, de vorming
der bijkomende wortels regelmatiger plaats te vinden dan men gewoonlijk aanneemt.