
gen, en met een glazen wijzer voorzien. Nu is het duidelijk, dat het geringste
temperatuurverschil tusschen de lucht aan de eene en aan de andere zijde
van het middenschot eene opstijging van de meest verwarmde lucht en dus
eene circulatie van de geheele massa zal te weeg brengen, waarbij een deel
daarvan langs den glaswijzer strijken en dezen in beweging brengen zal. De
gevoeligheid van het werktuig kan zooveel men wil vergroot worden door
vermindering der riglkracht van het kleine magneetnaaldje. Ik stel mij voor
dit werktuig nog óp velerlei wijzen te verbeteren; maar reeds in zijn tegen-
woordigen toestand is het gevoelig genoeg om b. v. warmtestralen duidelijk
aan te toonen van een (metalen?) bus, die ongeveer 1 pint (8 liter) water
bevat, dat 30° (Fahrenheit?) warmer is dan de omringende lucht, en die op
omstreeks drie ellen afstands van het werktuig is geplaatst. Ja zelfs dat de
maan warmte afstraalt, kan men er reeds nu mede aantoonen. Toen ik namelijk
het licht van de bijna volle maan, door eene reet in een luik vallend, op
de eene zijde van het werktuig deed schijnen, week de wijzer een aantal
graden af om later, toen door de beweging van het hemelligchaam de stralen
op de andere zijde van het werktuig vielen, evenveel naar de andere zijde
af te wijken. Ln.
Spectraal-analyse bij de staalbereiding. — Bij de in de laatste jaren al meer
in gebruik komende wijze van bessemer om staal uit gietijzer te bereiden door
de verbranding van het grootste deel van de in het laatste bevatte koolstof met
behulp van een stroom dampkringlucht, welke men door eene gesmolten massa
gietijzer heenperst, doet die verbranding eene vlam ontstaan, die op verschillende
tijdstippen der bereiding verschilt in kleur en andere kenmerken.
Daar deze een voornaam middel ter beoordeeling van den gang der bewerking
opleveren, is Prof. roscoe op het denkbeeld gekomen haar licht aan
de spectraal-analyse te onderwerpen. De uitkomsten daarvan bij de eerste
proefnemingen verkregen geven hem regt om te hopen, dat deze eerste
industriële toepassing der ontdekking van bessemer en kirchhoff voor de
staalbereiding van groot belang zal worden (Proceedings als boven en daaruit:
Philosophical Magazine, bl. 319). Ln.
Iets over eene nieuwe methode ter bepaling van den schedelvorm van menschen
en zoogdieren. Dr. CH. AEBY te Bazel heeft in een geschrift, getiteld: Eine
neue Methode sur Bestimmung der Schddelform von Menschen und Sdugethieren,
Braunschweig 1862, 4° , getracht de meting des schedels op vastere en meer
natuurlijke beginselen te vestigen dan tot dusver het geval was. De grond-
ideën, waarvan hij uitgaat, zijn deze. Het is de taak der wetenschap, voor
elke diersoort of voor elk ras den typischen grondvorm der schedels — de
ideale grondtype, die als ’t ware de evenwigtstoestand is, waarom de werkelijk
bestaande vormen oscilleren, - uit de individuele oscillatiën uit te vinden,
en zoo uit de concretp verschijning der individuen het idee der soort of van
het ras te abstraheren. Men moet er dus naar streven om in eene reeks van
schedel-individuen het standvastig plaats vindende op te vatten, en daarnaar
een idealen of middenvorm des schedels te construeren, die het midden houdt
tusschen de individuele vormen, maar vrij is van bloot individuele eigenaardigheden.
Ten einde nu twee schedels volstrekt en regtstreeks met elkander te kunnen
vergelijken, moeten wij in staat zijn hunne afmetingen te herleiden tot eene
grondmaat, die in den schedel zelven ligt, bij dezelfde schedelsoort steeds
standvastig is, en bij alle schedelsoorten zich op dezelfde wijze verhoudt tot
den geheelen schedelvorm. Die grondmaat of grondlijn moet zich aan een
ongeschonden schedel ligt en zeker laten bepalen.
De lijn nu, die aan deze vereischten het naast voldoet (rotbomen zal er wel
geene aan beantwoorden), is, volgens aeby, eene midden door den schedel
gaande regte lijn, wier achterste uiteinde is de voorrand van het achterhoofds-
gat, en wier voorste uiteinde is de voorrand der lamina cribrosa van het
zeefbëen, uitwendig aan den schedel overeenkomende met de plaats, waar
eene door de foramina ethmoidalia getrokken regte lijn in hare verlenging den
naad tusschen den processus frontalis des bovenkaakbeens en het traanbeen
snijdt, of, meer in het algemeen en in het ruwe, de plaats waar zich het
genoemde uitsteeksel met de pars nasalis van het voorhoofdsbeen verbindt.
Deze lijn komt overeen met het tot eene enkelvoudige regte lijn teruggebragte
grondstuk des schedels, waarvan ontspringen: naar boven de eigenlijke sche-
delbeenderen (de neuraalbogen, beenderen van den herschenschedel, bogen
der hersenwervels), — maar beneden de aangezigtsbeenderen (de visceraal-
bogen, beenderen van den aangezigtsschedel, aangezigts-ribben). Zij dient
tot grondslag aan daarop regthoekig getrokken lijnen en vlakken, welke de
afmetingen van den schedel (het hoofd behalve de onderkaak) bepalen.
Bef. behoudt zich voor hier of elders nader op het geschrift van aeby terug
te komen. Hier zij slechts aangemerkt, dat het voorop gezette doel: hel construeren
van een idealen grondtype (van een volkstam b. v., waar het ethno-
logische onderzoekingen geldt,) uit de werkelijk bestaande individuele vormen
, — inderdaad het ware en eigenlijke doel der craniographie zijn moet, —
een doel, dat echter bij de armoede van zelfs de rijkste schedelverzamelingen
aan schedels van één en hetzelfde volk zeer moeijelijk te bereiken is.
D. L.