
Schaal van hakbarometers. — GLAISHER heeft aan de British Association den
barometer vertoond, die bij zijne luchtreizen bad gediend. Het was een gewone
bakbarometer, door n e g r e t t i en zambra vervaardigd met eene voor de nul-
puntsverandering gecorrigeerde schaal, die zoo laag ging als tot het bovengenoemde
doel noodig is. Om deze correctie te verkrijgen, hadden N. en Z.
aangewend, wat men een regtstreeks ijken van de buis met den bak zou kunnen
noemen. Zij hadden namelijk die buis eerst dubbel zoolang genomen als dit
zou noodig zijn en die aan bet open einde van eene kraan voorzien. Na haar
nu gevuld en uitgekookt te hebben, werd zij in den te bezigen bak op de gewone
wijze in kwik geplaatst, de kraan een weinig geopend en toen weder
gesloten. Nu werd de hoogte van het kwik in de buis en in den bak naauw-
keurig gemeten, weder een weinig kwik uitgelaten en weder beide hoogten
gemeten, enz. Uit deze gegevens liet zich de correctie gemakkelijk berekenen,
die aan de schaal moest worden aangebragt, toen later de buis midden
doorgesneden en het bovendeel met denzelfden bak tot een barometer was
zamengevoegd. ^N’
Afplatting van Mars. - Met den heliometer van het observatorium te Oxford
heeft MAiN achttien reeksen van metingen gedaan van de aequatoriaal- en pool-
middellijnen dezer planeet. Hij vindt de afplatting gemiddeld gelijk aan Vs-
B e s s e l meende, dat die afplatting niet bestond, arago vond haar gelijk 7V ,
HERSCHELL tV en SCHROETTER ¥V- (.Cosmos , XXII, p. 8).
Ln.
Ligchamen nabij de zon. — In de vergadering der Fransche Akademie van den
12 Januarij j.1. werd een brief voorgelezen van den heer a. poey, directeur
van het meteorologisch observatorium te Havana, waarin hij de aandacht
vestigt op eene mededeeling van prof. auber, aangaande eene waarneming door
dezen aldaar gedaan, gedurende de zon-eclips van den 15 Mei 1856. A. zag
namelijk, toen hij den kijker zoodanig rigtte, dat de zonneschijf door het dak
van een huis overdekt werd op korten afstand van den zonnerand een groot
aantal lichtende ligchaampjes, die uit de zon schenen te komen en zich in
verschillende rigtingen bewogen, somtijds elkander kruisten en dan in de
ruimte verdwenen. Andere ligchaampjes, na zich tot op eenen afstand van
drie of viermaal de middellijn der zon daarvan verwijderd te hebben, keerden
bijna langs denzelfden weg terug, alsof zij sterk werden aangetrokken door de
plaats, vanwaar zij waren uitgegaan. Andere eindelijk schenen eene elliptische
baan te beschrijven, zoodat men hen gedurende hunnen loop kon volgen, dan
eens tot de zon naderende, dan weder er zich van verwijderende. Hunne
bewegingen waren zeer snel en geen enkel was langer dan eene halve seconde
zigtbaar. Eenige dezer ligchaampjes hadden de grootte van een ster van de
zevende grootte; anderen waren slechts even zigtbaar. Toen de zon weder
begon zigtbaar te worden, kon men hen nog waarnemen, ofschoon met meer
moeite, en toen hare schijf reeds meer dan half ontbloot was, kon een der
waarnemers, die den heer A. vergezelde, nog twee zwarte ligchaampjes zien,
die zeer zwak verlicht waren.
Wij teekenen hier deze waarneming op, zonder er echter voor het oogen-
bhk veel gewigt aan te hechten, daar het vreemd zoude zijn, dat bij de vele
waarnemingen, die tijdens totale zon-eclipsen in den loop der laatste jaren
gedaan zijn, niemand van iets dergelijks gewag heeft gemaakt. Doch de zoneclipsen
leveren nog zoo vele raadselachtige verschijnselen op , dat het geenszins
onmogelijk is, dat daaronder zijn, die alleen onder begunstiging van eenen
tropischen hemel kunnen worden waargenomen. Hg.
Regenhoeveelheid op Java. .—• In het Natuurkundig Tijdschrift voor Nederlandsch
1863. 4