
ligchaam, — kunnen worden afgebeeld in eene tijdsruimte van 20 tot
60 sekonden, op eene schaal, waarbij de zonsmiddellijn vier derde is
van het gebruikte objectief: dat is, een objectief van drie duim
opening zal eene zuivere afbeelding leveren van de verhevenheden
rondom eene maan, vier duim in middellijn; en zulk eene afbeelding
is groot genoeg om aan alle, boven opgenoemde vereischten te
kunnen voldoen.
Tot zooverre over de theorie dezer photographische afbeeldingen;
thans nog iets over de wijze waarop en de omstandigheden waaronder
professor warren de la rue zijn plan ten uitvoer bragt.
Toen het voornemen tot stand was gekomen om met de Himalaya
ter waarneming van de zonsverduistering van 1860 eenen togt naar
Spanje te ondernemen, werd er door de Royal-Society eene som van
150 toegewezen om den heliophotograaph van Kew mede te kunnen
nemen. Bij nadere beschouwing meende men, dat het niet genoegzaam
zoude wezen eene tent op te slaan voor het nemen der photographische
afbeeldingen, maar dat er daartoe een geheel photogra-
phisch observatorium, met donkere kamer, regenbak, enz., noodig
zoude wezen: en de uitkomst leerde dan ook naderhand, dat al die
voorzorgen alles behalve noodeloos geweest waren. Er werd dus een
observatorium gebouwd, dat uit elkander genomen en gemakkelijk
weder in elkander gezet konde worden; het woog 565 kilo en werd
in 8 kisten gepakt. Behalve den photoheliograaph nam men mede.
eene kleine theodoliet om den meridiaan , den plaatselijken tijd, de lengte
en breedte van de plaats te bepalen; eenen zeer fraaijen achromati-
schen kijker van dallmeijer van drie duim opening, voor de waarneming
der zonsverduistering; volledige stellen chemicaliën in dubbel
en afzonderlijk gepakt, ten einde zich zooveel mogelijk te vrijwaren
tegen vermissing of bederf dezer praeparaten; collodionplaten van
verschillende gevoeligheid; 63 kilo gedestilleerd water; 51 kilo aan
onderscheidene gereedschappen; eenige thermometers, eenen barometer,
eene aneroïde; alles te zamen wegende 1930 kilogrammen en gepakt
in 30 kisten.
Twee waarnemers, de heeren beckley en Reynolds , waren met de
oprigting van het observatorium in Spanje belast, en alles was zoo
goed in orde gebragt, dat, toen de expeditie den 7den Julij van Ply-
mouth vertrokken was en door de goede zorg van den ingenieur
viGNOLES deze geheele bezending, dadelijk na de ontscheping te Bilboa
, langs een steil bergpad drieëntwintig uren ver naar Rivabellosa
bij Miranda was overgebragt (waar tevens door den genoemden ingenieur
voor voeding, woning, en alles welwillend was voorzien) — het
observatorium en de instrumenten reeds den 12den in volle werking
konden gebragt worden.
Bij het genoemde tweetal en den tolk, den heer Clark, hadden
zich nog gevoegd twee liefhebbers, de heeren downes en i beok.
Met de hulp van deze vijf mannen had prof. warren de la rue
den voorgestelden arbeid ten einde gebragt. Even als bij het grootere
sterrekundige gezelschap had ook hier ieder hunner zijne bijzondere,
bepaalde werkzaamheden op zich genomen, ten einde de zoo noodzakelijke
snelheid in den arbeid en zekerheid in de uitkomsten te verkrijgen.
Er werden veertig photographische afbeeldingen van de zonsverduistering
genomen, waarbij een oogenblik voor den aanvang begonnen
en een oogenblik na het afloopen daarvan geëindigd werd; twee
werden er gedurende de totale verduistering genomen , waarop de roode
verhevenheden zeer duidelijk en scherp zijn. In zooverre deze laatste
op onderscheidene photographieën tevens voorkomen, zijn zij van zoo
volkomen dezelfde gedaante , dat de beelden elkander juist geheel bedekken,
wanneer de glazen op elkander worden gelegd. Die verschillende
photographieën hebben gediend om den weg van het middelpunt
der maan ten opzigte van dat der zon te bepalen; en daar Rivabellosa
iets ten noorden van de centrale lijn der maanschaduw lag,
zoo liet de maan natuurlijk iets meer van den bovenrand der zon, iets
minder van haren benedenrand zien. Het bleek, bij latere meting,
uit de photographieën, dat de maan, gedurende de totale verduistering
, de verhevenheden langs 94 seconden boogs in hare baan bedekte
en weder voor den dag liet komen, en dat de lijn, die bij den
aanvang uit het middelpunt der maan naar zulk eene verhevenheid
getrokken werd, bij het einde eenen hoek van 5° 55' doorloopen
had, natuurlijk in eene rigting tegengesteld aan die van de beweging
der maan.