
wordt. Want steeds is de spits in het midden in innig verband met
het jongste , nog in de lengte groeijende gedeelte van den wortel (den
zoogenaamden groei-kegel) en hangt met dezen zamen door dunwandig
celweefsel, dat zich verjongt en waartoe de aangrenzende cellen
soms gedeeltelijk met zetmeel gevuld zijn.
Men ziet dit bij eene overlangsche doorsnede door den top van den
wortel, die juist door het midden gegaan is. Deze wortelspits ontbreekt
aan geen waren wortel, maar
bij sommigen is zij meer dan bij anderen
ontwikkeld. Vooral duidelijk is zij bij
de kiem en de jonge wortels der Naald-
boomen en bij de luchtwortels der
Pandaneen. Bij de laatsten zit, wanneer
de verscheidene duimen dikke
wortel ingedroogd is, de wortelmuts,
als een schubvormige dop aan het einde,
die met het bloote oog goed waar te
nemen is.
Op eene dwarse doorsnede ziet men
bij de jongere wortels een uitgebreid
Fig. 12.
Wortelspits naavr adne Dnraatcuauern.a Draco,
schorsligchaam en daar binnen eene kern, uit dikwandiger en harder
weefsel bestaande ’). De schors bestaat duidelijk uit twee gedeelten,
een uit- en een inwendig deel, door eene scherpe grens gescheiden.
Het buitenste sterft vroeger of later af en vormt kurk of korst.
Bij de luchtwortels der tropische Orchideen en Aroideen is dit buitenste
deel der schors op eigen wijze gevormd. Reeds het ongewapend
oog wordt opmerkzaam op de meest zilverwit glanzende, soms ook
lichtgroene draadvormige organen, die wij aan de Orchideen onzer
kassen op verschillende plaatsen zien ontspringen. Met behulp van
het mikroskoop echter ziet men deze luchtwortels op fraai regelmatige
wijze gebouwd, terwijl vooral het weefsel der schors sierlijk geteekende
') Voor de verklaring der namen van celweefsel, cambiumring enz., zij het geoorloofd
mijne lezers te verwijzen naar een vroegeren jaargang van dit Tijdschrift
(1858, bl. 33) , ■ waarin ik , over het hout sprekende, de beteekenis dier namen heb
toegelicht.
verdikkingslagen vertoont, wier vormen voor de geslachten verschillen.
Onderstaande figuur, eene dwarse doorsnede van den luchtwortel van
Fig. 13.
Dwarse doorsneden vans teeernk lvuecrhgtrwoootr te(ln avaar nd eR ondartiuguure)z.ia Barkerii, weinig en
Bodriguezia BarTcerii (eene Orchidee) voorstellende, moge daarvan eenig
denkbeeld geven. Dit sierlijke weefsel nu moet niet als een aanhangsel
der opperhuid, maar als een gewijzigde vorm van het schors-parenchym
beschouwd worden, zooals nog onlangs door den hoogleeraar oudemans
is aangetoond.
Waar die zilverwitte kleur wordt gevonden, daar moet deze toegeschreven
worden aan het aanwezen van lucht in de buitenste cellenlagen
, d. i. aan dezelfde oorzaak, die de witte kleur van vele bloembladen
te weeg brengt. Volgens s c h a c h t vermoeden eenige Physiologen*)
(s c h l e id e n , UNGER, c h a t in ) , dat dit poreuse weefsel waterdamp en
gassoorten kan condenseren en alzoo bijdragen tot voeding der plant.
Onderzoekt men de Tcern of het houtligchaam, dan vindt men bij den
wortel der eenlobbige planten, dien wij eerst beschouwen zullen, aan
de buitenzijde een kring van verdikte cellen, dikwijls met eigenaardige
plaatselijke verdikking, waardoor de cambiumring wordt afgesloten.
) Zie mijne beschrijving van het hout in Album der Natuur, 1858,