
Dit nu daargelaten, zoo is het niet moeijelijk de verschillende tijdperken
van s menschen leven ook in de plant terug te vinden ; wij
kunnen nu wel niet bepaald opgeven, waar het eene begint, het andere
eindigt, want evenals bij ons hangt dit er van af, of zij vroeg en
welvarend, dan wel laat en armoedig zijn begonnen te leven, of zij
namelijk vroeg oud en nog laat jeugdig zijn gebleven. Toch kenmerkt
de lente zich als het leven in de kiem en van de kindscheid, als de
bloeitijd en de jeugd; de voorzomer als de tijd van de vruchtvorming
of den mannelijken leeftijd, en de nazomer en de voorherfst als de tijd
van de volgroeijing der vrucht of van den ouderdom.
De tijd nadert, dat wederom voor de tweede maal in het jaar dagen
nacht even lang zullen zijn, dat voor het noordelijk halfrond de herfst,
voor het zuidelijk de lente zal beginnen; het is de 23ste September.
De zon heeft op dien dag voor het laatst de beide polen verlicht; zij
gaat van de noordpool af en keert zich naar de zuidpool, waardoor
deze zich in een overvloed van licht zal baden en gene in stikdonkeren
nacht zal begraven worden.
Sedert den 21sten Junij hebben wij eene overmatige warmte genoten
en is het dus wonder, dat de herfstzon de meest verwarmende
stralen naar beneden zendt, Teregt heeft dit de natuur zoo begrepen,
want het gewigtigste, dat zij te volbrengen heeft, het rijpen van de
vruchten , moet in den herfst plaats hebben.
Er zijn wel is waar ook vruchten, die in den zomer reeds rijp worden
, zooals kersen, bessen , abrikozen, pruimen, rogge, tarwe, sommige
peeren, enz., maar toch is hij die tijd bij uitnemendheid, die
tijd, die onze voorraadschuren voor den aanstaanden winter zal moeten
vullen, die tijd dat de natuur open tafel houdt. Gaan wij langs weide
en wegen, door boseh of boomgaard, langs akker of beemd, overal
wordt een horen van overvloed uitgestort, en hoewel de veldspin hare
webben weeft, de wind door de stoppels waait, toch wordt de appel
rood, de peer geel, de druif met dauw berijpt, dan eerst wordt het
voornaamste volksvoedjngsmiddel ingezameld en kan men zeggen de
herfst is begonnen.
Het schoonste en bewonderenswaardigste tijdvak uit het plantenleven
is dat, waarin de vruchten tot rijpheid worden gebragt en hoewel men
hiervan nu eene bepaling kan geven door te zeggen, dat zij rijp worden,
omdat er omzetting van stof plaats heeft, even als alles in het
bewerktuigde rijk door omzetting gevormd wordt, zoo is het nog niet
lang geleden, dat wij bekend gemaakt werden met de stoffen, die
deze omzetting veroorzaken.
De scheikundige fremy was het , die dat nog niet ontgonnen veld
bebouwd heeft en een schat van proefnemingen heeft hem in staat
gesteld om te kunnen verklaren, wat er bij het rijp worden der vruchten
moet plaats hebben. Stellen wij er belang in dat ook na te
gaan, dan moet ik u verzoeken, met mij weder naar de lente terug
te keeren.
Wij weten, dat in de lente alle nieuwe, dus jeugdige plantendeelen
uit het zetmeel ontstaan en wel omdat deze stof door eene scheikundige
omzetting in gom, suiker en celstof wordt veranderd, waaruit én
nieuwe cellen gevormd worden én de bestaande haar onderhoud ontvangen.
Wij weten ook dat deze omzetting plaats heeft door eene
andere stikstofbevattende stof, het diastase, en dat men deze stof
steeds in de nabijheid der knoppen vindt. Wij hebben dit ge-
heele omzettingsproces vergeleken met de omzetting, waardoor het
brooddeeg tot brood gevormd wordt, en gevonden, dat het diastase in
het levende laboratorium even zoo werkt, als de gist bij het bakken
van brood.
Ook in de vruchten vinden wij twee stoffen, die in eene naauwe
betrekking tot elkander staan en ook wederkeerig op elkander werken,
namelijk het pektose en pektase.
Wat het zetmeel is in de overige plantendeelen, dat is het pektose
in de vruchten, want wordt het pektase omgezet, dan beginnen de
vruchten rijp te worden. Het pektase werkt bij deze, als het diastase
bij het zetmeel, als gist bij het brood. Door de zuren, die men
in de vruchten altijd in groote hoeveelheden voorhanden vindt, wordt
het pektosp in eene andere stof omgezet; het pektin , dat bij afsluiting
(of beperkten toevoer) der dampkringslucht door het pektase in twee
andere stoffen, het pektosinzuur en pektinzuur, wordt veranderd; onder