
Hot is daarom veel waarschijnlijker, dat deze roode kleur veroorzaakt
wordt door de natuur van de stof, waaruit zekere streken van
Mars gevormd zijn. Sommige astronomen en geologen hebben dan ook
gedacht aan streken van bruinen oker of roodachtigen zandsteen,
waarop het zonnelicht teruggekaatst werd. Deze roodachtig gekleurde
vlekken zouden dan de vaste landen en de andere deelen, die naast
deze roode vlekken ons als met een groenachtige tint gekleurd verschijnen,
zouden dan de zeeën en waterbekkens zijn.
De planeet Mars is zelfs in hare grootste nabijheid bij de aarde
nog te ver van ons verwijderd, dan dat wij ook met de beste teles-
kopen bergen op hare oppervlakte zouden kunnen onderscheiden, al
waren zij ook veel hooger dan de hoogste bergen onzer aarde. Het
geheele voorkomen der vlekken, die wij op haar waarnemen, de
meerdere of mindere donkerheid daarvan kan ons echter de vol-
komene zekerheid geven, dat hare oppervlakte geenszins geheel vlak
en effen is.
Over ’t algemeen schijnt de planeet Mars in hetzelfde tijdperk van
ontwikkeling en kosmisch leven te verkeeren als onze aarde. Doch
waarschijnlijk is de bloeitijd van haar organisch leven reeds voorbij.
De sterke afplatting aan de polen doet aan een sneller afkoelen en
verstijven van hare oppervlakte denken, dan bij onze aarde heeft
plaats gehad. De sterke uitbreiding en inkrimping van hare ijsgor-
dels aan de polen vooronderstelt eenen toestand, waarbij alle eigene
warmte zoover is afgekoeld, dat zij op de temperatuur geen den
minsten invloed oefent en dus de wording en versmelting der ijsmassas
eenig en alleen afhangt van de zonnewarmte.
Dit is alles, wat wij met eenige waarschijnlijkheid aangaande de
natuurlijke gesteldheid dezer planeet kunnen gissen.
DE GROEP DER KLEINE PLANETEN.
De oude sterrekundigen hadden reeds hunne bevreemding uitgesproken,
dat de wereldruimte tusschen Mars en Jupiter geheel ledig
zou zijn, omdat daar geen enkel hemelligchaam ooit was waargenomen.
Groot was derhalve de vreugde der sterrekundigen, toen piazzi
te Palermo den 1 Januarij 1801 in deze ledig gewaande ruimte de
planeet Ceres ontdekte. Yoor en na werden in deze zelfde hemelstreek
Pallas den 28 Maart 1802, Juno den 1 September 1804 en
Yesta den 29 Maart 1807 ontdekt.
Na een verloop van 38 jaren werd door hencke den 8 December
1845 eene nieuwe planeet in deze streek gevonden, en van dien tijd
af volgde de eene ontdekking op de andere, zoodat ons thans 78
planeten in deze vroeger ledig gewaande ruimte zijn bekend geworden..
En wie weet, hoe velen er nog voor en na door den ijver
der sterrekundigen aan het licht gebragt zullen worden ?
Deze planeten hebben echter dit met elkander gemeen, dat zij
slechts een zeer kleinen omvang hebben. Naar de bepaling van lamont
te Munchen, zou Pallas, die nog als een der grootsten mag worden
aangemerkt, eene middellijn hebben van 145 geog. mijlen, bijgevolg
1700” malen kleiner dan onze aarde. En naar het oordeel-van ervaren
astronomen heeft lamont aan de grootte dier planeet eene nog te hooge
waarde gegeven.
Een gevolg van de geringe grootte dezer ligchamen, gevoegd bij den
grooten afstand, waarop zij van onze aarde verwijderd zijn, is, dat
wij aangaande de natuurlijke gesteldheid dier ligchamen zoo goed als
niets kunnen te weten komen. Men mag hunne loopbanen met vrij
groote naauwkeurigheid bepalen, hun inhoud, massa en'digtheid, de
tijd van omwenteling om hunne assen en de rigting dier assen op
hunne loopbanen zullen wel altijd buiten den kring onzer kennis
blijven; maar bijgevolg dan ook alles, wat betreffende de natuurlijke
gesteldheid dier kleine wereldbollen uit deze gegevens anders zou kunnen
worden afgeleid.
Niet meer hebben wij te verwachten van de regtstreeksche beschouwing
dier ligchamen, ook met de beste kijkers. Zij vertoonen
zich als lichtpuntjes, als naauwelijks meetbare schijfjes, als sterren van
de 8ste tot 12de grootte, op enkele uitzonderingen na onzigtbaar voor
het ongewapend oog.
Sommige sterrekundigen hebben echter rondom enkele dezer planeten
de duidelijke sporen van een digten dampkring of van eenen