
niet minder dan tien tot dertien houiringen ontstaan, heeft de heer hEtet
eenige proeven genomen. Hij nam een gedeelte der schors weg en deed
daarop eene insnijding tot op het merg, zoodat al de houtlagen tot op het
merg verwijdend waren. Toen omgaf hij deil tak met een glazen buis, van
boven en van onderen geluteerd, om de uitdrooging te beletten. Na eenige
maanden had zich over de geheele oppervlakte der wond een nieuwe schors
en daaronder houtbundels gevormd. H, besluit daaruit, dat bij dien boom de
vorming van nieuw weefsel derhalve niet beperkt is tot de buitenste teeltlaag,
maar dat ook de binnenste lagen en zelfs het merg nog in staat zijn nieuw
houtweefsel en schors voort te brengen. (Arm. d. Sc. nat., Bot. , XVI, No. 4,
p. 318).
Nymphaea grandiflora, — Van deze plant, uit oostelijk Nieuw-Holland , welker
bloemen schoon hemelsblaauw en nog merkelijk grooter dan die der Victoria
regia zijn , zijn onlangs eenige exemplaren naar Engeland overgebragt. Men
mag verwachten, dat zij nog grooter opzien zal maken ban de Victoria, en
daar zij uit een minder warm klimaat dan deze komt, zoo is het waarschijnlijk
, dat zij althans in zuidelijk midden-Europa tot eene in de open lucht
groeijende waterplant zal worden. (Bonplandia 1862, p. 249 en 284). Hg.
Voetafdruksels van iguanodon. — In dé vergadering der Geological Society van
2 April 1862 gaf de heer tyler eene beschrijving van het afdruksel van eenen
voet met drie vingers, lang 21 E. duimen (95 centim.) en breed 9^ duim
(24 centim.) , hetwelk onlangs bij eenen waterval te Eastcliff is blootgelegd
geworden. Hij toonde tevens een daarvan vervaardigd afgietsel en deed opmerken
, hoezeer dit geleek op de afbeelding van de beenderen van den voet
van den Iguanodon door OWEN gegeven. Hij herinnerde voorts, dat reeds in
1846 Dr. harwood dergelijke afdruksels in de rots bij Hastings aan den
Iguanödon had toegeschreven, en wees aan, door een eerst onlangs verrigte
doorsnede der kust van Hastings, dat de voetafdruksels gevonden worden in
minstens twee lagén van het Wealden-terrein, waarvan de eene 100 voet
onder de andere gelegen is (l’Institut 1862, p. 563).
Hd.
Rijzing van Schotland. — In de vergadering van 19 Maart derzelfde Society,
deelde de héér Archibald geikie eenige waarnemingen mede, waaruit hij besluit
, dat het middengedeelte van Schotland sedert de eerste eeuw onzer jaartelling
eene rijzing van 25 voet boven het tegenwoordig zeevlak heeft ondergaan.
Zijne waarnemingen betreffen vooral het vinden van overblijfselen van
menschelijke kunstvlijt in lagen met zeeschelpen, die zich thans 20 tot 30
voet boven het peil der vloedhoogte verheffen. Onder die overblijfselen komen
er voor, die eenen duidelijk romeinschen oorsprong hebben (l'Institut 1862,
p. 563).
HG.
Verre geographische verbreiding van wieren. — Uit eén overzigt door MUN-
TAGNE en MILLARDET gegeven van de soorten van wieren, die gróeijeh op de
zuidwestkust van het eiland Bdürbon, blijkt, dat daaronder ook behoort Fucus
sen-atus, eerie soort,- die langs de kust van Europa (ook van ons vaderland)
desgelijks groeit. Hetzelfde geldt van Cladophora ovöidéa. Deze soorten hebben
derhalve een buitengewoon Ver uitgestrekt gebied, dat zich uitstrekt van
de noordelijke gematigde luchtstreek tot in de keerkringen (Gorn.pt. rendus,
LV, p. 633).
Hg.
Algemeene physiologische werking der emetine. — De heer G. PÉCHOLIER heeft
daaromtrent meer dan vijftig proeven genomen op konijnen, (welke dieren
niet braken) en op kikvorsdhen; die hij ’t zij ipeeacuanha, ’tzij emetine (het
eénige werkzame beginsel der ipeCacuanha) deed inzwelgen. De uitkomsten
zijner proefnemingen zijn de volgende. De ehaetine veroorzaakt 1° eene aanmerkelijke
vermindering in het aantal en de energie der hart- èn polsslagen ;
2° eene even aanmerkelijke vermindering in het aantal der ademhalingen , terwijl
de longen der gedoode dieren (konijnen) bleek en bloedeloos waren ; 3°
eene verlaging (van 1°—3°) van de temperatuur der mondholte, terwijl di'e
van het rectum dezelfde bleef of zelfs klom; 4’ gestadige pogingen tot braken,
hyperaemie der nrtaag en van het bovenste gedeelte des darmkanaals, verdwijnen
van de glucose der lever; 5° vermindering van de werkzaamheid der zenuwstelsels:
collapsus, paralyse der gevoelszenuwen, terwijl de werking der be-
weegzenuwen en de zamentrekbaarheid der spieren wel verminderden, maar
toch gedeeltelijk bleven bestaan. Deze feilen werden geconstateerd op door
emetine vergiftigde en dan onthoofde kikvorschem Knijpen der huid had geene
reflexbewegingen ten gevolge, maar een galvanische stroom, op de lendenzenuwen
en de spieren inwerkende, veroorzaakte contractiën in de spieren der
achterste ledematen, die echter zwakker waren dan zij bij niet vergiftigde
dieren werden waargenomen. *-! Uit dit alles bëèluit p., dat de emetine eene
deprimerende en contrastimulerende werking uitoefent en dat zij, zoo men
hier op de analogie bij den mensch kan afgaan, vooral bij vele pneumoniën