
zeer heilzaam wezen kan, waarbij men zich herinnere, welke de toestand
der longen bij de gedoode konijnen was. (Compt. rend., Tom. LV, pag. 771).
D. L.
Hersenen van apen en mikrocephalen. — Prof. R. WAGNER heeft dit jaar eene
verhandeling hierover uitgegeven (Vorstudien zie einer wissenschaftlichen Mor-
phologie und Physiologie des Gehims als Seelen-ürgan. 2 Abhandlung: Ueber
den Hirnbau der Mikrocephalen mit verglekhender Rücksicht auf dem Bau des
Gehirns der normalen Menschen und der Quadrumanen. Gött. 1862, 46), waarin
hij aantoont, dat bij de schijnbaar den apentypus aanbiedende mikrocephalen
de menschelijke typus der hersenen volkomen bewaard blijft en de voornaamste
bij hen aanwezige hersendefeclen (in de achterste kwabben der groote hersenen)
lijnregt in tegenspraak zijn met den typus der anthropoïde apen, bij wie
juist die achterste kwabben zeer sterk uitgedrukt en bijzonder ontwikkeld
ziin- Q. L.
Be fijnere anatomie der nieren is onlangs door J. HENLE op nieuw onderzocht,
en hij is daardoor tot uitkomsten gebragt, welke met de thans heerschende en
algemeen aangenomen voorstellingen in tegenspraak zijn. Hetgeen men dienaangaande
wist, komt hoofdzakelijk hierop neder, dat de kanaaltjes, die op
de nier-papillen eindigen, in de lengte uitstralen, zich gaffelvormig verdeelen
en vervolgens in de bast-zelfstandigheid in gekronkelde buisjes overgaan. De
in de bast-zelfstandigheid liggende, kleine klompjes {glomeruli, s. corpora Mal-
pighiana), door bloedvaten, die veie slingeringen of lissen vormen, zamenge-
steld, hangen, volgens de ontdekkingen van BOWMAN, in hulsels, welke de
blaasvormige, blinde uiteinden der gekronkelde afscheidende buisjes zouden
zijn. Volgens de onderzoekingen van henle bestaan er echter nog blinde
buisjes in de nieren, die veel talrijker dan de andere, reeds bekende kanalen
zÜn : ZÜ onderscheiden zich van deze laatste door een dik, korrelig epithelium
en een zeer naauw lumen. Opspuitingen uit den ureter in varkens- en paarden-
nieren drongen niet in de hulsels der glomeruli en evenmin in deze fijne, met
korrelig epithelium bekleede buisjes. Henle besluit daaruit, dat de hulsels
der glomeruli niet door de uiteinden der tubuli urinarii, maar door die van de,
door hem ontdekte, fijnere buisjes gevormd worden. Er zou dus tweeërlei
klierweefsel in de nieren aanwezig zijn. Bij maceratie van, op de vermelde
wijze geïnjiceerde, nieren, zag hij nu en dan de niet opgevulde kanalen, maar
nooit de opgespoten kanaaltjes zich in eene capsula van een’ glomerulus uitzetten.
Hij houdt de blinde buisjes, die hij ontdekte, voor deel en, die tot de
water-afscheiding dienen ; van hen moet gelden , wat Tbowman van de pisbuisjes
in ’t algemeen aanneemt, dat zij uit de glomeruli rnet bloedserum worden
gevuld, welks eiwitachtige stoffen door het epithelium achtereenvolgens weder
opgenomen worden. De opene kanalen, d. i. die, welke men tot nu toe alleen
kende , beginnen in de bastzelfstandigheid met een net; zij zouden de we-
zentlijke pisbestanddeelen afscheiden; daarvoor pleit, dat zij de zitplaats van
infarctus-van piszuur zijn. Men vindt deze waarnemingen, met vele afbeeldingen
opgehelderd, in het Xde deel van de Abhandlungen der Königl. Gesellschaft der
Wissenschaften zu Göttingen, en zij zijn ook voor eenige weken uitgegeven onder
den titel: Zur Anatomie der Niere. Het is niet waarschijnlijk, dat zij zonder
eenige bedenking aanstonds zullen worden aangenomen. Eenige tegenwerpingen
heeft henle zelf reeds aangeduid. Men weet, dat bij vele gewervelde dieren de
capsefs der glomeruli zeer goed gevuld zijn geworden door inspuitingen van den
ureter, en dergelijke praeparaten van hyrtl en anderen zijn in veler handen.
Men moet dus aannemen, dat het weefsel der nieren bij zoogdieren van dat der
overige gewervelde dieren verschilt. Het ware daarom te wenschen geweest,
dat henle zelf zijn onderzoek ook tot andere dierklassen had uitgestrekt, waarin
hij zegt verhinderd te zijn geweest door het uitgebreide handboek over de men-
schehjke ontleedkunde, waaraan hij zijne werkzaamheid hoofdzakelijk moet
toewijden. In ieder geval is echter de ontdekking van vroeger voorbijgeziene
fijne buisjes in het nierenweefsel eene niet onbelangrijke bijzonderheid in de
kennis van deelen, waaromtrent men al ligtelijk meenen zou, dat, na de
laatste nasporingen, geene nieuwe ontdekkingen meer konden worden gemaakt.
Dies diem docet. J V D H
Glaishers luchtvaarten. — Reeds boven, bl. 4,' was er sprake voornamelijk
van eenige physiologische uitwerkselen, door glaisher en zijn medgezel cox-
well daarbij ondervonden. Wij geven hier het overzigt van de voornaamste
algemeene uitkomsten zijner acht luchtreizen, zooals die vermeld zijn in het
Report of proceedings of the British association, Practical mechanics Journal,
CLXXVII, bl. 244 en volgende. Eerst zij nog opgemerkt, dat de grootste
daarbij bereikte hoogte was die van 26,177 Eng. voeten of bijna 7958 meters.
1°. De temperatuur van de lucht boven de oppervlakte der aarde neemt niet
gelijkmatig af naardat de hoogte toeneemt. Eene juistere kennis van de wet
dezer vermindering is dus noodig, voor men haren invloed op de straalbreking
enz. genoegzaam zal kunnen bepalen.
2°. Een aneroïde barometer kan, als hij goed gemaakt is, de drukking der
lucht tot op omstreeks 5 Eng. duimen aangeven met eene juistheid, die zeker
in de eerste en waarschijnlijk ook in de tweede decimaal (van Eng. duimen)
vertrouwen verdient.