
gekraak of geknetter werd gevolgd, hetwelk eenigen tïjd aanhield. Naarmate
men er verder van verwijderd was, was het geluid zwakker en
vergeleek men het met een doffen donderslag. Indien wij aannemen,
dat de vuurbol omstreeks boven Besoijen gesprongen is en dan de
verste punten zoeken, waar men den slag nog heeft gehoord, dan verkrijgen
wij (voor zoover onze berigten gaan) in noordwestelijke rigting
Scheveningen en in oostzuidoostelijke rigting op nagenoeg gelijken afstand
Horst, in Limburg. Deze plaatsen liggen aan de grenzep van
eenen cirkel met eenen straal van 9,9 Duitsche geographische mijlen
of bijna 73 kilometers. Te Maastricht en te Middelburg, die buiten
dezen kring liggen, werd geen slag gehoord. Het spreekt van zelf,
dat het tijdsverloop tusschen het oogenblik, waarop men den vuurbol zag
vanéén springen en dat, waarop men den slag hoorde , grooter en grooter
w as, naarmate men zich verder van de plaats bevond, waar het geluid
ontstond. Voor de verst verwijderde plaatsen kan dit ongeveer drie
minuten en 20 seconden hebben bedragen. Het is ligt in te zien, dat
men omgekeerd, indien het tijdsverloop bekend was, uit de bekende
snelheid van het geluid den afstand zou kunnen bepalen.
Door verschillende personen werd de duur van het verschijnsel op
zes of acht seconden geschat. Nemen wij nu aan, dat men den vuurbol
gezien heeft gedurende den tijd dat hij van boven Vlieland tot
aan de Belgische grenzen ging, dat is over eenen weg van meer dan
200 kilometers, dan volgt daaruit, dat zijne snelheid ongeveer 25,000
tot 30,000 meters per seconde zou hebben bedragen, dat is 2500 tot
3000 malen sneller dan een spoortrein of 40 tot 48 malen sneller
dan een kanonskogel.
Er zouden nog een aantal bijzonderheden hier kunnen worden vermeld,
zooals het draaijen van den bol om zijne as, dat sommigen
meenen te hebben waargenomen, en dergelijke; doch wij moeten hier
eindigen om niet buiten het bestek van dit tijdschrift te gaan. Uit
het voorgaande is echter reeds genoegzaam gebleken, dat onze kennis
aangaande deze raadselachtige ligchamen nog zeer onvolkomen en alles
wat wij dienaangaande weten , vrij onbepaald is , zoodat er voor be-
minnaren der natuurstudie ook hierin nog een ruim veld van onderzoek
overblijft, waarop zij met vrucht kunnen werkzaam zijn.
IETS OVER HET WATER.
WAT HET IS, WAAR HET IS, EN WAT HET DOET;
DOOR
M. VAN LISSA.
Aus manchen Samenkom das ein Vogel hintmg, erwuchs mit
der Zeit ein Wald von B 'dumen, eine neue Seh'ópfung.
H ekdek.
Alvorens tot de behandeling van zijn onderwerp over te gaan, gevoelt
de schrijver dezer schets zich gedrongen, de welwillende toegevendheid
zijner lezers in te roepen voor de vele leemten, die
zijnen arbeid gewis aankleven; maar al te zeer is hij overtuigd, hoe
zwak zijne krachten zijn voor zulk eene veelomvattende taak, en gewis
had hij zich daaraan niet gewaagd, wanneer hij niet, gedachtig aan
het hierboven geplaatste motto, de hoop voedde, door zijn werk misschien
aanleiding te geven , dat ook anderen en beteren hunne talenten
aan dit waarlijk schoone en grootsche onderwerp wijden zullen.
In het opschrift van deze verhandeling hebben wij reeds de hoofd-
deelen doen kennen, waarin wij die wenschen te splitsen; daarvan
zullen wij echter de eerste en tweede kortheids- en duidelijkheidshalve
vaak ineen moeten smelten, terwijl het derde nagenoeg geheel
op zich zelf zal kunnen behandeld woi’den.
In scheikundigen zin sprekende , bestaat water uit één volume-deel
zuurstof met twee volume-deelen waterstof verbonden; d. i. uit twee
gasvormige enkelvoudige ligchamen ,. die als zoodanig elk afzonderlijk
kunnen worden daargesteld, en dan, onder zekere omstandigheden
en in de juiste verhouding te zamen komende, water vormen, terwijl
omgekeerd water op verschillende wijzen in deze beide zamen-
stellende gassen kan worden ontleed.
1863.