
het ontstaan als over de kleurvorming der rozen. Ze verhaalt mede,
dat amor op den Olympus de góden en de godinnen ten dans leidende,
struikelde, viel en een kelk omver stootte, zoodat de nektar
over de witte rozen stroomde en ze een roode tint gaf.
Volgens eene fabel van ausonius dankt de roos haar bevallig kleed
aan cupido’s bloed. Venus — zegt de dichter — verbitterd door het
verdriet, haar door dien zoon berokkend, ontnam een rozelaar een
tak en sloeg met dezen den deugniet dermate, dat het bloed uit zijn
teeder ligchaam vloeide en de reeds rosé roze een donkerder kleur
gaf. Met die donkere rozen wordt gewis de lieve maandroos bedoeld.
Dan, niet alleen oude dichters, maar ook jongeren gaan voort varia-
tiën op hetzelfde thema te leveren.
Zoo poogde een pater der Jezuiten, ra pin , mede aan het ontstaan
der Rozen een bovennatuurlijken glimp te geven. Immers in zijn Poême
des Jardins, geschreven onder louis X IV , spreekt hij van eene beeld-
schoone koningin van Corinthe, rodania geheeten, die aan onderscheidene
vorsten een hevige liefde inboezemde.
Drie prinsen — schrijft de eerwaarde vader — zagen echter hoogst
verbitterd hunne innige liefde versmaad en besloten haar in den
tempel te belegeren , alwaar zij eene schuilplaats had gezocht tegen de
schare minnaars. Het gansche volk was haar derwaarts gevolgd en
eisehte, als verblind door hare weergalooze schoonheid, dat ze zich in
stede van het beeld der godesse diana op het altaar zou plaatsen.
Diana’s broeder apollo ontstak echter dermate in woede over den
smaad, hierdoor zijne zuster aangedaan, dat hij rodania herschiep in
een rozenstruik en de haar omstuwende en trouwe onderdanen in de
stekels en doornen, die elke roos vergezellen, opdat ze haar ten
eeuwigen dage tegen elke belaging zouden beschermen. Een der drie
prinsen, de vurigste minnaar, werd herschapen in een vlinder, de beide
anderen in gevleugelde insecten, die, aan de oude liefde getrouw, tot
heden den beminden rozelaar omzweven en coquetteren.
Gessner , een Zwitsersch dichter, laat in een zijner idyllen bacchus
zelven het ontstaan der rozen vertellen. »Ik vervolgde,” zegt de
God, »eene jeugdige, bekoorlijke, beeldschoone nimf. De slanke
vlugtelinge dartelde en zweefde over het bloemtapeet, smadelijk
lagchend als ze omblikkende , mij stumperigen vervolger ontwaarde,
omdat de afstand al grooter en grooter tusschen ons werd. Bij
den Styx en de hooge góden! ik verklaar ieder, die mij hoo-
ren wil, nooit het genot gesmaakt te hebben, dat mij de inhaling
verschafte , zoo zij zich niet in een doornhaag had verward. Vreugdedronken
naderde ik haar. Ontstel niet dus, bekoorlijke schoone!
vleide ik. Wees goedsmoeds, u zal geen leed wedervaren, want ik
ben bacchus, de Gods des wijns, de God der vreugde, kortom, de
eeuwig, eeuwig jonge God! En de bevallige sloeg de oogen neder
en bloosde . . . . en ik ? . . . . och ! ik was de doornstruik zoo innig
dankbaar , dat ik ze met mijn ring aanraakte en beval, ' bloemen te
dragen van dezelfde kleur als het blosjen, dat de wangen der bekoorlijke
nimf overtoog. Naauw had ik uitgesproken, of de doorn
droeg rozen !”
De Oosterlingen vereeren en vereerden mede de koningin der bloemen
in hunne onderscheiden werken.
Volgens het Boun Dehewh of de leer van het ontstaan der wereld,
van zoroaster, was de stengel, der roos doornloos voor de komst
van Ahriman — het kwaad — op aarde. Dezelfde leer verklaart verder,
dat elke bloem door een bijzonderen Amscharpand, een soort van
Engel, wordt beschermd, en aan een honderdbladerige roos toegewijd
is en beschermd door Din , een der voornaamste Amscharpands.
Basilius meent mede, dat bij het ontstaan der wereld de rozen doornloos
waren en dat zij hare stekels eerst kregen naarmate ’smensehen
boosheid toenam. Welligt hangt dit beweren zamen met de genoemde
veronderstelling onder de Oostersche schrijvers.
De Turken meenden zelfs iets wonderbaarlijks te moeten zien in
de lieve kleur der roos, maar de Turksche verbeelding, hoewel niet
minder rijk, toch veel minder bevallig dan de Grieksche, vormde zich
een meer vreemdsoortig dan wel bekoorlijk idéé over haar ontstaan.
Namelijk voor -den Turk ontstond de roos uit het zweet van maho-
med. Dit geloof verschaft de roos trouwens de hoogste eer onder
de Muzelmannen, die hare verwaarloozing schier heiligschennis
heeten. Immers zoo zij eene roos verflenst aan den weg vinden,
rapen zij ze op, kussen ze 'en geven ze een veilige plaats, opdat
zulk een heilige bloem niet andermaal ontheiligd worde.