
Zamenstelling der schelp en des deksels van Helix pomatia. — De heer B.
WICKE te Göttingen heeft in de Ann. d. Chem. u. Pharm. GXXV, p. 78 de uitkomsten
bekend gemaakt van eenige door hem verrigte analysen van vischbeen-
deren, eijerschalen en van de schelp en den deksel van de wijnbergslak.
Wij deelen hier alleen die betreffende laatstgenoemde mede om het in het
oogvallend verschil in zamenstelling der beide dèelen, niet alleen, wat de
hoeveelheid organische, maar vooral wat de hoeveelheid der phosphorzure
zouten betreft.
Schelp Deksel
Koolzure kalk 96,07 86,75
Koolzure magnesia 0,98 0,96
Phosphorzure aarden ) 5,36
Phosphorzure ijzeroxyd r 0,85 0,16
Kiezelzuur 1,15 0.35
Organische stof 0,95 6,42
100,00 100,00
Hu.
Nieuwe phase in de geschiedenis van het ozon. — Onder den titel Unter-
suchungen iïber dm Sauerstoff (Hannover) is door den hoogleeraar G. MEISSNER
te Göttingen zeer onlangs een hoogstmerkwaardig boek uitgegeven. Het bevat
eene reeks van onderzoekingen over het ozon , waarvan de hoofdresultaten de
volgende zijn.
1°. Ozon en antozon (de beide reeds vroeger door SCHÖNBEIN onderscheidene
vormen, waaronder de actieve zuurstof optreden kan) ontstaan uit de gewone
zuurstof door elektrische influetitie en zijn niet anders dan de van elkander
afgescheiden moleculen der gewone neutrale zuurstof, het ozon met eene
negatieve, het antozon met eene positieve elektrische lading voorzien.
2°. De overheerschende eigenschap van het ozon is die van zich met een
groot aantal oxydeerbare ligchamen te kunnen verbinden , ten gevolge waarvan
het in de natuur in den regel even snel weder verdwijnt als het ontstaat.
Het antozon is gekenmerkt door de eigenschap van zich met water chemisch
te kunnen verbinden tot HO2. Het bezit die eigenschap echter slechts dan
wanneer het met het maximum van positieve elektriciteit geladen is. Is die
lading door geleiding enz. verminderd, dan openbaart zich die verwantschap
in het vermogen om waterdamp tot blaasjes te condenseren en wolken of
nevels te vormen.
3°. Het vermogen om water onder den vorm van nevels of wolken te condenseren
komt (onder de meer bekende gassen) uitsluitend aan de zuurstof (in
den toestand van antozon) toe.
4°. Elke oxydatie wordt voorafgegaan door eene splitsing der neutrale zuurstof
in ozon en antozon. Het antozon wordt daarbij gewoonlijk vrij en kan
onder gunstige omstandigheden erkend worden aan zijn vermogen om HO2 of
nevels te vormen.
5°. De nevel bij de langzame oxydatie van phosphorus ontstaande, de rook
van smeulende vuren, tabaksrook, kruiddamp enz. zijn antozonnevels, d. i.
waterdamp door antozon tot blaasjes gecondenseerd.
6°. De wolkenvorming in de atmospheer heeft haren oorsprong in de aanhoudende
oxydatiën, welke aan de aardoppervlakte plaats grijpen en waardoor
eene evenredige hoeveelheid antozon in de lucht wordt gebragt, welks nevel-
vormend vermogen zich onder gunstige omstandigheden (verdunning of afkoeling)
in het ontstaan van wolken openbaart.
Gg.
Photographische doorschijnendheid van verschillende ligchamen. — Prof. MlLLER
te Cambrïdge heeft aan de Royal Society te Londen (Phil. Magazine, vol. 25,
pag. 304) voor eenigen tijd de uitkomsten medegedeeld van eene uitgebreide
reeks van onderzoekingen over dit onderwerp en over de spectra van de
elektrische vonk bij gebruik van rheophoren van verschillend metaal Hij heeft
deze spectra alle gephotographieerd en daar vroegere onderzoekingen hem reeds
hadden bewezen, dat een groot deel der meest chemisch werkende stralen door
vele doorschijnende ligchamen worden opgeslorpt, was zijne eerste zorg om de
meest gebruikelijke daarvan in dit opzigt te onderzoeken, ten einde zoo mogelijk
voor de prisma’s en lenzen eene te vinden, evenzoo diactinisch — dat is
voor chemisch werkende stralen doordringbaar — als kwarts, maar niet zoo-
als dit dubbel brekend, en tegelijk van grooler brekend vermogen.
Daartoe liet hij het licht der vonk van een krachtig Ruhmkorff-apparaat
gaan, eerst door eene laag van de te onderzoeken zelfstandigheid en vervolgens
door eene spleet en een prisma en lens; beide van kwarts. Het zoo gevormde
spectrum werd opgevangen op eene met iodzilver voor ’t licht gevoelig gemaakte
collodionlaag en na gewoonlijk vijf minuten werkens werd het daardoor
verkregen beeld op de gewone wijze ontwikkeld en gefixeerd. Uit de
kracht en de lengte der zoo gephotographieerde spectra werd nu besloten tot
den meerderen of minderen graad van diactinisme der tusschen geplaatste
zelfstandigheden. Als algemeene uitkomsten verkreeg MlLLER hierdoor:
1°. Zelfstandigheden, die in doorschijnendheid voor de zigtbare stralen
overeenstemmen, verschillen grootelijks in diactinisme.