
Flora van Spitsbergen. — Aan een berigt van MALMGREN over de bij de
Zweedsche expeditie in 1861 aan de westkust (76i°—79|° N. B.) en noordkust
(79£°—80° 40' N. B.) van Spitsbergen gevonden planten onlleenen wij
het volgende. — Het getal der kryptogamen bedraagt minstens 250 soorten.
Daaronder zijn 70—80 mossen , 30 wieren, 130 korstmossen en 10 tot 15
zwammen. Dat der door de expeditie medegebragte soorten van phanerogamen
bedraagt 87, waarbij nog 6 komen, die van vroegere expeditiën bekend zijn,
zoodat dus het geheele getal 93 is. Deze bebooren tot de volgende familiën,
waarbij wij het aantal soorten voegen:
Ranuncitlaceae 6 Polemoniaceae 1.
Papaveraceae 1. Personatae 1.
Crudferae 17. Ericineae 1.
Silenaceae 3.
Emipetreae 1.
Alsinaceae 9.
Polygoneae 2.
Dryadeae 5.
Salicineae 2.
Saxifrageae 11.
luncaceae 3.
Synanthereae 5,
Cyperaceae 6.
Boragineae 1.
Gramineae 18.
Al deze soorten zijn perennerende planten. — Vergelijkt men de aan de
west- en aan de noordkust bestaande florae onderling en met die van andere
arctische landen, dan verkrijgt men de volgende uitkomsten :
1°. De flora van Spitsbergen is in verhouding lot de noordelijke breedte
rijker aan soorten dan die van eenig ander arctisch land. De oorzaak hiervan
is het betrekkelijk gematigd klimaat, dat teweeg wordt gebragt door den golfstroom,
waarvan de invloed zich zelfs nog aan de noordkust gevoelen laat. Nog 29
soorten van phanerogamen zijn gevonden op hoogten tusschen 600 en 1000 voet.
Ook moet men de grenzen van de eeuwige sneeuw op 80° breedte ten minste
op 800, zoo niet op 1000 voet stellen.
2°. Door het groote aantal (81) van gemeenschappelijke soorten sluit zich
de plantengroei op Spitsbergen het naast aan die van Groenland.
3°. De flora aan de noordkust van Spitsbergen onder 80° N. B. onderscheidt
zich duidelijk van die der westkust. Van de 73 aan de noordkust gevonden
soorten komen 60 ook aan de westkust voor. Deze telt in het geheel 80
soorten, waarvan 20 daar alleen voorkomen.
4“. De flora der noordkust heeft de meeste overeenkomst met die der landen
om de Lancaster-sund, Barrow-straat en Melville-sund onder 74°, zoowel
door een bijna gelijk getal phanerogamen als door 58 (ongeveer 70 proc.) gemeenschappelijke
soorten.
5". De flora der westkust is daarentegen gekenmerkt door verscheidene
meer tot een zuidelijk gebied behoorende soorten; zij draagt over het geheel
een noord-Europeesch karakter en nadert het meest tot de arctische flora ten
noorden van de Witte zee. (Petermann’s Geogr. Mitlheil. 1863, II, p. 47.)
Hg.
Kurkvorming. — Tot het verkrijgen van kurk voor technische doeleinden
worden twee soorten van kurkeiken gebezigd, namelijk: Quercus suber in zuidoostelijk
Frankrijk, Italië, Algiers en op de Middellandsche zee-eilanden en
Q. occidentalis in het zuidwesten van Frankrijk en in Portugal. De CANDOLLE
heeft, gedurende een verblijf in Algiers, de wijze, waarop de kurk zich bij
eerstgenoemde soort vormt, onderzocht en van zijne bevinding verslag gegeven
in de Mémoires de la Société de Physigue de Genève. Vier lagen volgen elkander
van buiten naar binnen op, namelijk: de opperhuid, de kurklaag, de schors-
cellenlaag en de bast, welke het nog weeke en jeugdige hout omgeeft. Deze
vier lagen groeijen onafhankelijk van elkander. In het derde of vierde jaar
bereikt de opperhuid de grenzen harer elasticiteit; zij springt overlangs open
en de daaronder liggende kurk komt bloot. Deze verdikt zich nu door inwendige
aanvoeging van nieuwe lagen. Doch de aldus langs den natuurlijken weg
ontstane kurk heeft geene handelswaarde. Zij draagt den naam van smanne-
lijken kurk” en het eerste werk tot verkrijging van een beter produkt bestaat
in hare verwijdering door het afschillen van den boom tot op de bastlaag,
die men de »moeder” noemt. Wordt dan de boom aan zichzelven overgelaten,
dan groeit de kurk verder, terwijl, ten gevolge van het blootleggen van
de bast, het sap vloeit. Indien men eenige maanden later den boom velt, dan
vindt men op de dwarssnede eenen kurkring binnen de »moeder”, op eenen
onbepaalden afstand van de buitenvlakte. Het geheele buitenste deel der »moeder’’
is afgestorven en springt af bij verderen groei des booms, terwijl zich
de inwendige kurk, »vrouwelijke kurk” genaamd, ontwikkelt. Deze groeit nu
op dezelfde wijze als de » mannelijke”, d. i. door jaarlijksche aanvoeging van
ringen aan de binnenzijde; doch zij is veel teederder en veerkrachtiger dan
deze en de eigenlijke handelskurk. (Polyt. hum . 1863, CLXVII, S. 320.)
Hg.
Marmer door smelting verkregen. — Het is aan G. ROSÉ, in vereeniging met
SIEMENS, gelukt door gloeijing van arragoniet, van lithographischen kalksteen
en van krijt, in een porseleinen vat met ingeslepen stop, marmer te verkrijgen.
Bijzonder duidelijk en geheel gelijk aan het karrarisch marmer was dat, hetwelk
op die wijze uit arragoniet bereid was! (Monatsber. d. Berl. Akad. 1862,
Dec.) Hg.