
het veel voordeeliger, en de kans van welslagen is veel grooter, wanneer
zij geen paal wortel hebben. Want anders moet men zeer diepe
gaten graven om den geheelen wortel uit te nemen, en het is
bovendien zeer moeijelijk dien wortel ongeschonden op de nieuwe
standplaats in den grond te brengen. Daarom neemt men bij eikenplantsoen
reeds vroeg den paalwortel weg; er vormt zich dan in plaats
van dezen een aantal secundaire wortels, die in den onmiddellijken
omtrek van den stam tot eene digte massa bijeen staan, alzoo eene
groote oppervlakte hebben, en de aardkluit gemakkelijk bijeen houden,
terwijl deze secundaire wortels , aan de uiteinden afgesneden , weder
een aantal tertiaire wortéls doen ontstaan.
Overigens worden van dit verschil der wortels onderscheiden nuttige
toepassingen in den landbouw gemaakt. Zoo zaait men op denzelf'den
akker klaver of lucerne, die een diepgaanden penwortel hebben, en
rogge, haver of gerst, die niets dan bundels vezelwortels bezitten. De
eersten nemen het voedsel uit de diepere lagen van den bodem, de
laatsten meer van de oppervlakte. — Evenzoo tracht men ook de uitputting
van den bouwgrond te voorkomen , door in de vruchtwisseling
planten met diepgaande penwortels en gewassen met horizontaal onder
de oppervlakte voortgaande vezelwortels op elkander te laten volgen.
Wil men eindelijk zijn huis tegen den wind beschermen , dan plante
men boomen met diepe paalwortels, welke aan den storm veel meer
weerstand aanbieden, dan die met wortels , welke slechts weinig onder
de oppervlakte van den grond groeijen.
Wanneer men het eerste begin van den wortel in zijne onderscheiden
vormen wril leeren kennen, dan moet men dit opzoeken in de kiem
van het zaad en in de eerste perioden der kieming.
Daar vindt men een klein, voor het ongewapend oog dikwijls naauw
merkbaar, gedeelte, dat gewoonlijk kegelvormig eindigend en met de
punt naar de oppervlakte van het zaad gekeerd, zich begint te verlengen
en het omhulsel van het zaad verbreekt, zoodra door gunstige
omstandigheden het sluimerend leven daarin wordt opgewekt. Dit gedeelte
nu is het eerste worteltje van de jonge plant, want, gelijk men
weet, zijn in het rijpe zaad reeds de hoofdorganen van de jonge plant
in niet ontwikkelden toestand aanwezig, en in beperkte ruimte is daar
DE WORTELS DER PLANTEN. 167
als het ware het essentiële van de toekomstige plant zaamgedrongen.
Vergelijkt men nu in dit opzigt de zaden van welbekende planten
met elkander , b. v. amandelen, boonen en erwten aan den eenen kant,
granen aan de andere zijde, dan bespeurt men reeds terstond verschillen
, die nog duidelijker worden, zoodra het eerste tijdperk der
kieming is doorloopen. Bij de genoemde peulgewassen vindt men
één worteltje, dat, wanneer het eenmaal het zaad heeft doorboord,
loodregt naar beneden gaat, zich in die rigting steeds verlengt en
weldra een aantal takken afgeeft of zijwortels doet ontstaan. Bij de
granen daarentegen (bijzonder duidelijk bij de rogge) zijn reeds vóór
de kieming meer worteltjes aanwezig. Aanvankelijk verlengen zij zich
een weinig, maar weldra sterven zij af, en, de overblijfselen van den
gestorven wortel doorborende , komen nu gelijktijdig verscheidene secundaire
wortels voor den dag, die bij de ontwikkeling der plant nog in
aantal vermeerderen, maar allen aan den voet van den steDgel bij
elkander ontspringen.
Op dergelijke wijze geschiedt ook de wortelvorming bij de palmen,
zoo als v. MARTius ons geleerd heeft. Aanvankelijk ziet men bij de
kieming der palmzaden een paalwortel te voorschijn komen, maar
weldra sterft deze af om plaats te maken voor een tal van kleine
wortels, die rondom ontspringen en later aan den voet van den stam
nog aanzienlijk in aantal vermeerderen. Dien ten gevolge ziet men
aan de basis van andere palmen dikwijls een gansch bosch van wortels,
die gedeeltelijk zelfs boven den grond ontspringen.
Behalve op de genoemde wijze, onderscheidt men de wortels der
planten ook naar de middenstof, waarin zij zich bevinden, en naar de
verrigtingen, die zij dien ten gevolge voor de plant te vervullen hebben.
Men verdeelt zoo de wortels in grond-, w a te r - en lu ch tw o rtels,
terwijl als eene 4« soort daarbij gevoegd kunnen worden de zu ig w orte
ls der ware en valsche woekerplanten. Men ziet uit deze optelling
reeds , dat de wortels niet alleen onder de aarde voorkomen, maar ook
in de lucht worden gevonden. Ook hiervan wil ik eenige bijzonderheden
vermelden, maar, voordat ik hiertoe overga, zij het mij geoorloofd
mijne lezers opmerkzaam te maken op het onderscheid tusschen stengel en
wortel, zoo als dit in kruidkundigen zin behoort te worden opgevat. Dit