
is er geen mangaan in, dan zullen er in denzelfden tijd slechts 5 grammen
ontstaan, is er geen zwavel in, 2 grammen, terwijl gebrek aan magnesium of
potassium den oogst tot 1 gr., van phosphorus tot 0,5 gr. zal doen dalen.
In het algemeen wordt tot eene behoorlijke en overvloedige ontwikkeling van
deze schimmelplant de aanwezigheid van een vrij groot aantal enkelvoudige
ligchamen vereischt, en wat aanbelangt de koolstof, waterstof en zuurstof,
vrij groote hoeveelheden daarvan, van de overige daarentegen kleine, naau-
welijks berekenbare, ofschoon zeer nuttige, ja onmisbare hoeveelheden. R.
heeft ook op dezelfde schimmelplant proeven genomen omtrent de opslorping
van vrije stikstof. Het, ofschoon voorloopig, resultaat was, dat in geen geval
de vrije stikstof geabsorbeerd kon worden. D. L.
Kookpunt en vriespunt van vloeistoffen in den spheroïdaalstaat. — Reeds eeni-
gen tijd geleden had prof. DUFOUR te Lausanne aangetoond, dat men druppels
water van 18, 12, 6 en 3 m.m. middellijn, in een oliemengsel van gelijk
soortelijk gewigt zwevend, tot ver boven bet kookpunt en wel naar volgorde
tot 130°, 140°, 165°, 1783 C. kon verhitten, zonder ze te doen koken. Ook
kon het water in dien toestand tot ver beneden het vriespunt, zeer kleine
bolletjes tot 20° C. onder 0, verkoeld worden, zonder dat het vast werd.
Van het eerste dier beide verschijnselen heeft de heer J. F. ARTUR (Cosmos
XX11I, pag. 118) getracht eene verklaring te geven. Hij zoekt die in de spanning
van de buitenste laag der waterdeeltjes van elk bolletje, welke de binnenste
zamendrukt en den damp belet zich te vormen. Hij toont aan, dat,
indien dit zoo is, de overmaat van spanning boven de dampkringdrukking,
overeenkomende met het maximum der temperatuur, waarop de bolletjes
kunnen worden verhit zonder te koken, met de middellijn dier bolletjes omgekeerd
evenredig moet wezen. Voor de bovengenoemde middellijnen en
warmtegraden bevestigt zich deze regel zoo goed, als men het bij eene uit
den aard onvolkomene bepaling van beide gegevens verwachten kan.
Ln.
Het stomglas. — Zoo noemt men in Engeland, naar het schijnt, veelal het
ook bij ons vrij algemeen, maar niet onder één bepaalden naam bekende instrument
, bestaande uit eene aan beide einden gesloten glazen buis, die met een
doorschijnend vocht en eene niet geheel daarin opgeloste zoutmassa gevuld»
in de open lucht vertikaal wordt opgehangen en dan door de veranderingen
in plaats en uitwendig aanzien, welke de zoutkristallen ondergaan, de weersveranderingen
vooraf moet aanduiden.
Dat het dit niet doet en niet doen kan, werd wel door iedereen geloofd,
die met de noodige kennis toegerust en zonder vooroordeel zich met die zaak
had bezig gehouden. Maar in het voor weinige maanden uitgekomen in vele
opzigten verdienstelijke j>Weaüier Book” van den admiraal FITZ ROY wordt
dit instrument onder de meteorologische toestellen naast den barometer en
thermometer genoemd en beschreven en aan zijne aanduidingen groote waarde
gehecht. Daarin heeft CH. TOMLINSON (Philosophical magazine, XXVI, pag 93)
aanleiding gevonden om het stormglas nogmaals naauwlettend te onderzoeken.
Hoewel de voorschriften, welke men dienaangaande in oudere boeken vindt,
van elkaar in bijzonderheden afwijken, komen zij toch alle hierin overeen,
dat kamfer, salpeter en salammoniak met water en alkohol worden vermengd
in zulk eene verhouding, dat zij bij gewone temperatuur daarin niet geheel
oplossen. Voor een dat in grootere afmeting dan gewoonlijk werd vervaardigd
» gebruikte TOMLINSON 20 drachmen kamfer, 304 grein salpeter, even
zooveel salammoniak, 72 drachmen (in maat) gedestilleerd water, 96 idem
wijngeest en 8 droppels kamferolie. Dit alles werd gemengd, in eene uit-
dampschaal tot 98° F. verwarmd en toen in eene passende flescli gegoten,
waarvan de stop nog met een blaas werd overbonden.
Een gedeelte der vaste zelfstandigheden blijft nu bij gewone temperatuur
onopgelost. Een deel van wat bij de warmte van den dag nog opgelost bleef,
scheidt zich des nachts in vasten toestand af. Naarmate het temperatuur-ver-
schil grooter en vooral naarmate de verandering sneller heeft plaats gegrepen,
is, even als bij alle kristallisatie, het afgescheidene ruimer in hoeveelheid en
minder fraai en fijn gekristalliseerd. Alle veranderingen , die men maanden lang
in het mengsel waarneemt, laten zich naar dit beginsel, dus enkel door tempe-
ratuur-verandering, volkomen verklaren. Van eenen invloed van andere meteorologische
verschijnselen, vooral van windrigting en van den elektrischen
toestand des dampkrings, is niets te bespeuren.
Jaren geleden is Reft. door eene gezette waarneming van een dergelijk glas
tot hetzelfde besluit gekomen. Er is evenwel — dit dient hierbij gezegd voor
hem, die door eigen aanschouwing zich hiervan zou willen overtuigen — een
zekere tijd en vooral een aanhoudend waarnemen van den toestel en van den
thermometer noodig, alvorens men er toe geraakt om alle schijnbaar grillige
veranderingen daarin tot deze ééne oorzaak te kunnen terug brengeu.
Ln.
Petroleum. — In de zitting van 13 Junij 1.1. der Académie des Sciences te
Parijs, hebben pelouze en CAHOURS op nieuw onderzoekingen medegedeeld
over het Amerikaansche petroleum. In Frankrijk alleen bedraagt het verbruik
daarvan reeds 50 a 60,000 liters per dag. Reeds vroeger hadden P. en C. 7